Sporten is gezond. Dat weten we allemaal. En toch doet lang niet iedereen aan sport.
De eerste sport die ik beoefende, was turnen. Zo werd het genoemd, maar het was gewoon gym hoor! Op woensdagmiddag, in de gymzaal van een school verderop. Bij KDO. Wachtend in de kleedkamer tot het tijd was voor ons om te beginnen, zag ik de prachtige pakjes van de les voor ons: jazzballet. Ze hadden aquablauwe pakjes aan, een witte panty en bijpassende aquablauwe beenwarmers. Het zag er ge-wel-dig uit en ik wilde er op. Het mocht ook (nadat ik de maanden contributie voor gym had ‘uitgegymd’). Ik heb het jazzballetten maar even gedaan. De pakjes bleken bij nader inzien mooier dan het beoefenen van de sport zelf.
Daarna braken mijn korfbaljaren aan. Van mijn tiende tot mijn vijftiende heb ik op Quick gezeten. M’n vader zat er ook al op en met mij ging m’n broertje ook. Mijn specialiteit bij korfbal was verdedigen. Het leukste om te doen vond ik trainen, twee keer in de week. Spelen hoorde er natuurlijk ook bij, maar ik beleefde er niet veel lol aan. Het tenue vond ik negen van de tien keer te koud voor de tijd van het jaar. Wat dat aangaat, speelde ik liever in de zaal. Gave schoenen aan en veel aangenamere temperaturen. De kantine vond ik ook een bijzondere plek. Daar werd ik soms getrakteerd op een glas ‘Exota’. Als ik heel veel geluk had, mocht ik ook nog een snoepje kopen. Tsja… Quick. Het was een club. Een familie. Iedereen kende iedereen. Maar gek genoeg was ik daar wél een buitenbeentje. Het zou zomaar te maken kunnen hebben met m’n vader, die z’n bardiensten afkocht, eigenlijk alleen kwam om te korfballen en daarna weer snel huiswaarts ging… Hij was niet zo’n ‘socio’ en dat beeld moet onbedoeld ook op mij zijn geplakt. Het voelde na vijf jaar proberen in te voegen, contact te maken en goed te worden in het spelletje, maar dat net niet goed genoeg te zijn, als verlossing om ermee te stoppen. Jongens werden interessanter dan korfbal en ik kan je zeggen: ook jongens zijn een sport!
Ik heb drie jaar op jongens gezeten, voordat ik met m’n achttiende op karate ging. Eén seizoen. M’n gele band behaald en toen gestopt. Daarna heb ik geëxperimenteerd met badminton. Leuk, maar niet leuk genoeg om het te blijven doen. Ik was er te goed in gewoon. Ik had iedere shuttle. Ik smashte iedere tegenstander om zijn oren. En ik zweette niet eens! Vervolgens probeerde ik de sportschool uit met fitness. Niets voor mij. Toen niet, nu nog niet. Tennis is ook mijn sport niet. Volleybal, cardio in de sportschool en steps ook al niet. En toen ontdekte ik klimmen! Wat een geweldige uitdaging was dat!! Ik had hoogtevrees tot en met, maar dat heb ik er (enigszins) mee overwonnen. Ik heb het twee jaar fanatiek gedaan, iedere keer weer kon ik m’n eigen grenzen verleggen en dát voelde uitdagend. Omdat ik moeder werd, ben ik er mee gestopt. Ik paste niet meer in m’n klimgordel… ha ha ha! Nee hoor. Ik voelde de ruimte niet meer om uren weg te zijn voor een sport. Ik ging op zoek naar iets dat niet te lang hoefde te duren en kwam uit bij hardlopen. Ook dat heb ik dik een jaar fanatiek gedaan. De klad kwam er in toen ik een mezelf gesteld doel behaalde: 10 km hardlopen in wedstrijdverband. Ik vond dat ik wel een pauze verdiend had. En die pauze duurt maar voort. Laatst ontdekte ik dat ik zo nog een aantal kilometers weg kan rennen. Dus wie weet pak ik de hardloopdraad weer eens op.
Nu doe ik al drie proeflessen mee aan Pilates. Het maakt me bewust van m’n uitgebluste buikspieren op de eerste plaats en m’n onderontwikkelde rug, nek, been, bil- en armspieren op een gedeelde volgende plaats. Ik ken mezelf: ik wil snel resultaten zien of voelen, anders ben ik onvoldoende uitgedaagd en stop ik er weer mee. Dan word ik weer zo iemand die niet aan sport doet, hoe gezond het ook is…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten