Als schrijven verandert in gelezen worden...
24 januari 2013
14 januari 2013
De toekomst
Als de maand december tegen het einde begint te lopen en
sommige mensen al spreken over hun goede voornemens voor het komende jaar,
gebeurt er bij mij niet veel meer dan anders. Ik ervaar de dagen zoals ze zijn,
zoals ze komen en zoals ze gaan. Ik word niet nostalgisch van het einde van een
jaar, of het begin van een nieuw jaar. Ik heb zelfs nog nooit een goed
voornemen gehad – als ik bedenk dat ik dingen anders wil doen, dan wacht ik daar
niet op tot 31 december of 1 januari, dan start ik (zo goed en zo kwaad als ik
kan) meteen.
Hoe 2013 er uit komt te zien, weet ik niet. Anders dan 2012, dat is een
ding dat zeker is.
Ik ga door met schrijven. Maar hoe en wat, weet ik nog niet. Als ik m’n
teksten plaats, begin ik een nieuw blog. Deze is af. Vol. Klaar. Iets nieuws
verdient een nieuwe plek. Een eigen plek.
Ik ga Wendy in 2013 weer ontmoeten. Misschien al heel snel. En daar kijk ik
naar uit.
Ik ga iets essentieels veranderen aan m’n werk.
Ik ga de uitgever van ’50 tinten grijs’ benaderen met alle door mij gevonden
taal- en interpunctiefouten uit deel 2 en deel 3.
En ik ga vooral heel erg dankbaar zijn voor iedere dag die me is gegeven en
die ik door mag brengen met de mensen van wie ik zielsveel houd.
Troosten
… is geen gemakkelijk iets. Het is mijn ervaring dat het voor iedereen
anders is om te troosten en om getroost te worden. Ik oefen de kunst van het
troosten tegenwoordig het meest bij m’n kinderen. Meerdere keren per week
eigenlijk wel. Soms meerdere keren per dag, als er sprake is van een ‘giga
gantische’ pechdag. En ook bij hen zit verschil in waar ze behoefte aan hebben.
De oudste wil vooral met woorden bevestiging horen voor zijn verdriet. De
middelste wil vooral fysieke nabijheid voelen en de mogelijkheid krijgen om
hard en ongedwongen te huilen. (En dat is niet altijd goed voor de oren van
degene die troost, want zijn bereik in decibellen is behoorlijk.) De jongste
zoekt nu nog bij voorkeur mij op om zich te laten troosten, mits ik in de buurt
ben natuurlijk. Hoe dat zich bij hem gaat ontwikkelen als hij ouder wordt,
zullen we zien.
Het boek “De vijf talen van de liefde” heeft me alert gemaakt op het zien
van de taal van de liefde van mijn kinderen. Daar kan ik troost uit putten. En
ik kan het doorgeven!
De laatste loodjes
Voelen deze laatste stukken tekst als de laatste loodjes? Ja en nee. Ja,
omdat het de laatsten zijn, die ik (tot in het nieuwe jaar) heb bewaard, zodat
ik nog iets te schrijven in het vooruitzicht had. Hoe ik ook gemopperd heb op
de opdrachtgeefster in één van de vorige blogs, ze gaf me met haar opdrachten
ook houvast in het schrijven. Nu de laatste stukken tekst naderbij zijn, voelt
het als ‘af’ en (bijna) voorbij. Een heel jaar met iedere dag een
schrijfopdracht is geweest en er wacht nog niets concreets op me in 2013.
Tegelijkertijd voelt het helemaal niet als de laatste loodjes. Als we het spreekwoord
“De laatste loodjes wegen het zwaarst” er bij nemen (waarbij ik me altijd
afvraag hoe het kan dat er in een Nederlands spreekwoord een contaminatie
verwerkt kan zijn, immers iets weegt veel of iets is zwaar) en naar de
betekenis kijken, dan zegt dat dat het afmaken van een taak of opdracht het
moeilijkst is; dat laatste stukje vraagt het meeste doorzettingsvermogen. En zo
ervaar ik het allerminst. Ik kijk er juist naar uit om m’n deelname aan het
project af te ronden. Ik heb mezelf beloofd hieraan mee te doen. Die belofte
ben ik nagekomen. Gaandeweg heb ik meer en meer m’n eigen invulling gegeven aan
het omgaan met de opdrachten. Ik ben ze anders in gaan vullen, ik heb
opdrachten overgeslagen en ik ben gestopt met het dagelijks moeten schrijven. Ik heb gaandeweg
mezelf meer en meer ontdekt en daar ben ik blij mee. Het is goed zoals
het is.
Geheimen
Ik heb zoveel geheimen… dat is gewoon ongelooflijk. Soms prikken ze. Dan
willen ze weg uit die pot waar het deksel hermetisch van gesloten is door mijn
ongekende kracht. Dat gebeurt altijd op momenten dat het in contact met een
ander voelt alsof het moment daar is: tijd voor onthullingen. Maar wat er ook
naar buiten komt, mijn geheimen niet. Die blijven zitten waar ze zitten, ze
blijven af en toe hun best doen om duidelijk te maken dat ze het zat zijn daar
in dat donkere hol. Dat prikkende gevoel herken ik inmiddels. En ik heb een
manier gevonden om terug te tikken. Ik zeg tegen ze dat ze niet moeten
aandringen. Dat geduld beloond wordt. Dat hun tijd nog wel komt. Dat ze
vertrouwen moeten hebben in de loop van het leven. En ik denk er bij dat ze het
levenslicht wellicht ooit zullen zien, maar misschien ook nooit. We zullen het
zien, of niet.
Afbeeldingen
Dat er een opdracht met de titel ‘afbeeldingen’ tussen al die
driehonderdzesenzestig opdrachten zit, verbaast me niets. De opdrachtgeefster
Mia volgt wat ik schrijf en heeft al een tijd terug gezien dat ik afbeeldingen
ben gaan toevoegen om kleur, smaak en sfeer mee te geven aan m’n geschreven
teksten. Het is trouwens ook niet de eerste keer dat zoiets gebeurt met Mia.
Het is de derde keer in het afgelopen jaar. Bij aanvang van m’n blog heeft ze
me gevraagd of ze mijn titel ‘Als schrijven verandert in gelezen worden…’ mag
gebruiken. Vereerd voelde ik me toen. Naarmate de tijd verstreek en ik een
proces ben doorgegaan, ben ik het gewoonweg vervelend gaan vinden als MIJN
tekst gestolen wordt. Ik heb me serieus afgevraagd of er auteursrecht bestaat
op mijn teksten. Doet het er in deze toe dat ik een amateur ben? Helaas heb ik
nog niet de moeite genomen om dat uit te zoeken en wie weet wil Elma dat wel
voor me doen. Ze is een kei in het uitpluizen van dit soort vraagstukken. Het
derde voorval met Mia betrof de Haiku (een Japanse dichtvorm, waarbij is
afgesproken dat de eerste zin 5, de tweede zin 7 en de derde zin 5 lettergrepen
heeft en dat de inhoud dient te gaan over de natuur). Ik heb er één
geïntroduceerd als vervanging voor een opdracht die ik niet wilde maken. Kort
daarna voegde ik een tweede toe. De laatste die ik toevoegde, was er één met
een ondeugende knipoog naar Mia. Want wat deed Mia? Ze besloot een workshop
Haiku schrijven te geven tijdens één van de schrijversbijeenkomsten. Tussen de
uitnodigingsregels voor die bijeenkomst door las ik: “Alma, wat jij hebt
toegevoegd als Haiku is een leuk en origineel idee, daar kan ik eigenlijk wel
iets mee, maar Alma, je hebt je niet gehouden aan de regels van een Haiku. Ik
zal ze tijdens een kleine workshop aan jou en de andere aanwezigen leren, want
ik weet wél hoe het moet.” En dat roept allergische reacties bij me op. Ik
overwoog serieus om naar de schrijversbijeenkomst te gaan. Brandende ogen en
jeuk over heel mijn lijf hebben me doen besluiten het niet te doen. En meteen
besloot ik om ook de allerlaatste keer niet te gaan.
Het is interessant hierover na te denken in termen als overdracht,
tegenoverdracht en projectie. Om dat onder woorden te kunnen brengen, heb ik
meer tijd nodig. Ik doe het daarom met een afbeelding:
03 januari 2013
Beïnvloedt het weer me?
Jazeker! Als de dagen korter worden en de donkerte toeneemt, word ik chagrijnig,
moe en neerslachtig. Ik mis de vitamine D van het brandende zonnetje. Ik mis
het dagelijks moeten scheren van mijn als aap behaarde benen, oksels en
schaamstreek, omdat het weer het toelaat in korte rokken, tunieken, jurkjes en
zelfs in tankini’s te lopen. Ik mis de geur van nagellakremover en nagellak,
omdat dichte schoenen voor zweetkakken zorgen en ik in mijn Birkenstock
slippers teennagelgoed voor de dag wil komen. Ik mis het open kunnen zetten van
ramen en deuren. Ik mis het buiten eten van zomerse maaltijden als zelfgemaakte
tonijnsalade met breekbrood of salade à la moi.
Als de dagen korter worden en de donkerte toeneemt, word ik chagrijnig, moe
en neerslachtig. Zonnebankkuurtjes helpen slechts tijdelijk. Het laten verven
van mijn haar in de herfst- of winterlook bevestigen m’n ietwat bleke huid,
omdat ik na twee keer zonnebank toch weer besluit het er bij te laten en de
winter daarmee m’n toet weer laat kleuren naar dat wat het is. Kaarsjes branden
om wat licht in de duisternis te brengen, tilt m’n gemoedstoestand niet naar
een hoger niveau. Net zo min als het aansteken van een grotere vlam, onze open
haard. Feitelijk komt het er op neer dat niets werkt. Ik onderga de donkerte,
ik tel de dagen naar 21 december af en ben vanaf dat moment blij met alle
minuten per dag dat het langer licht is. Tussendoor geniet ik stiekem met mijn
chagrijnige, moede en neerslachtige hoofd van al het moois wat er is. Regen,
sneeuw, ijs, wolken, wind, hagel, mist en naar de lente en zomer ruikende zonnestralen.
Kerstvakantie
Dat is gek?!!! Ik kan me niet herinneren hoe ik als kind de kerstvakantie
doorbracht. Hoe ik ook mijn best net deed tijdens één van m’n stilte momenten
voorafgaand aan het schrijven van een stuk, nadat ik de opdracht op me had
laten inwerken, er kwam niets. Ja, wat etentjes met mijn ouders en broertje.
Maar niet met opa’s en oma’s of andere familieleden. Of het dan ook niet
gebeurd is, durf ik niet te zeggen. Ik herinner me pas iets rondom kerst vieren
met anderen vanaf een jaar of zestien. Toen schoof ook mijn verkering aan tafel
en ik aan de zijne.
In de kerstvakantie viel uiteraard ook vroeger al oud en nieuw. Ook daar
herinner ik me gek genoeg niets van. Wel van nieuwjaarsdag. Dan trokken we er
als gezin op uit naar Soest om daar mijn opa en oma een gelukkig nieuw jaar te
wensen. Het leukste van dat bezoek was het weerzien van mijn lievelingsnicht,
die ik misschien kort daarvoor ook al gezien en gesproken had, omdat ik vast
tijdens de kerstvakantie bij haar mocht logeren of zij bij mij. Op de tweede
dag van het nieuwe jaar zijn haar vader en haar broertje jarig. Als het zo
uitkwam dat ook die datum nog in de kerstvakantie viel, gingen we ook daar naar
toe. Zoals het vaak met goede vriendinnen gaat, kon ik geen genoeg van haar
krijgen. We raakten niet uitgepraat. En als dat wel zo was, dan verzon ik één
of ander ‘toneelspel’, waardoor we toch weer reden hadden om onze monden al
pratend te laten bewegen.
Ik ben een keer vlakbij haar huis door het ijs gezakt. Als zij er niet bij
was geweest en me er uit had getrokken, was ik terplekke verdronken uit paniek.
Was het toen kerstvakantie?
Er zijn foto’s van mij spelend met buurtkinderen, bibberend van de kou op
een slee. Was het toen kerstvakantie?
Ik ben een keer achterna gezeten door een maffe gozer met de naam Leonardo
op het ijs. Was het toen kerstvakantie?
Ik weet het niet. Ik heb een kerstvakantie black out.
Toneelspelen
In de zesde klas van de lagere school kreeg ik de rol van Maria in het
kerstspel. Ik mocht in de kerk ten overstaan van vele ouders m’n teksten en
liederen ten gehore brengen. Ik herinner me dat ik loepzuiver zong en de
mooiste Maria was die tot aan dat moment had opgetreden.
In de zesde klas van de lagere school kreeg ik ook een hoofdrol in de
afscheidsmusical. Ik had geen naam. Ik was samen met mijn vriendin Cindy ‘de
aan elkaar verteller van het verhaal’ met de bijzondere titel “De draak der
onwetendheid”. Het was een lastige klus, want ik snapte de titel toentertijd
(elf jaar) niet eens. Ik herinner me dat ik loepzuiver zong en m’n teksten tot
in de puntjes beheerste.
Daarna volgden er tijdens mijn opleidingen een flink aantal rollenspellen,
waarin ik ook de show kon stelen door erg overtuigend en inlevend de rol van
boom, incestslachtoffer of hulpverlener te spelen.
Als je het mijn lievelingsnicht vraagt, zal zij beamen dat mijn kunsten in
toneelspelen voor een amateur best goed te noemen zijn. Ik heb haar heel wat op
de mouw gespeld. Oninteressante dingen, die ik al lang weer vergeten ben, maar
waar zij mij af en toe nog aan doet herinneren. Voor haar waren mijn
fantasieverhalen waar. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik er ook alles aan deed
om geloofwaardig over te komen en heel wat overtuigingskracht in m’n arsenaal heb
zitten.
Wilde ik eerst mijn stuk tekst beginnen met de openingszin: “Misschien ligt
er in toneelspelen nog wel een glansrijke carrière voor me weggelegd.”, nu denk
ik dat ik het nog sterker en groter aan had kunnen zetten. Ik heb mijn roeping
gemist. Ik had de Carice van Houten van deze tijd moeten zijn. Toegegeven, ik
ben niet zo mooi als zij, maar ik ben overtuigd van mijn eigen kunnen om me in
te leven in een rol en me tijdelijk als zodanig te gedragen. Of het nu een
boom, een incestslachtoffer of een hulpverlener is. Van mijn part een heks of
een goede fee. Ik kan het allemaal!
Stilte
Wegens een technische fout bij www.blogspot.com lukt het niet om te doen wat ik wil doen.
Als gevolg daarvan zal de inhoud van deze blog later verschijnen.
Als gevolg daarvan zal de inhoud van deze blog later verschijnen.
Pret
Ken je het gelach bij amusementsprogramma’s? Ik wel. En alleen al om al die
namaak pret kijk ik niet. In een vroeger leven ben ik wel eens uit vrije wil in
het publiek gaan zitten van de Tandenborstel Show van Rolf Wouters. Tweemaal
zelfs. Ik kon het de eerste keer gewoonweg niet geloven, ik móest het nog een
keer zien. Maar het is écht waar. Het publiek wordt gedresseerd. Er worden door
mensen, die er hun geld mee verdienen, bordjes omhoog gehouden met de tekst “APPLAUS”
er op en die tonen ze als het moment is aangebroken waarop het voor de kijker
thuis prettig is om applaus te horen. En dat geldt niet alleen voor applaus,
maar ook voor een lach. Nu ik moeder ben, kan ik te pas en te onpas een lach
opzetten. Als m’n oudste één van zijn zelfverzonnen moppen aan me vertelt, kan
ik onbedaarlijk lachen. Als m’n middelste daarna een net iets andere versie van
dezelfde mop aan me vertelt, lach ik opnieuw alsof hij me het grappigste vertelt
wat ik tot aan dat moment gehoord had. In mijn vroegere leven kon ik dat niet.
Als ik iets leuk vond, lachte ik, maar op commando lachen zoals me gevraagd
werd via een onpersoonlijk bordje met de tekst “LACHEN” er op bij die
Tandenborstel Show lukte me niet. Ik vond het vooral stom.
Ik bedenk me nu iets wat misschien wel een keer voor échte pret kan zorgen.
Ik maak diezelfde bordjes en die houd ik een keer omhoog voor m’n kinders, op
een onverwacht en tegelijkertijd geschikt moment. Zo’n moment waarop de kijker
thuis het prettig vindt om applaus dan wel om gelach te horen. Hilarisch! Ik
zie het nu al voor me!!
Verwarming
Zo lang als ik leef, leeft er een centrale verwarming met me mee. Ik ben te
jong om de tijd van houtkachels meegemaakt te hebben.
De centrale verwarming is een ondergewaardeerd element in het gemiddelde
huishouden. Vandaag stond ik blootgesteld aan een niet werkende centrale
verwarming. Gelukkig niet in huis, wel op m’n werkplek in die fantastische
kantoortuin met ruimte voor acht andere personen in de nabije omgeving. Er
waren er slechts twee, het is immers vakantietijd, en die twee wisselden elkaar
ook nog eens af. Qua concentratie zat het qua mensen dus wel goed vandaag. Qua
concentratie qua warmte echter niet. De centrale verwarming deed het (voor de
zoveelste keer) niet. We zitten sinds november vorig jaar in een luxe pand met
centraal geregelde klimaatbeheersing. Zo zijn we er naar toe gelokt, naar die
plek. We zouden het niet meer koud hebben in de winter en we zouden niet meer
smelten in de zomer zoals in het voormalige pand. Niets is minder waar. De
klimaatbeheersing werkt voor geen meter. Of het komt door eigenwijze collega’s
die tegen de voorschriften in toch de ramen openzetten, of het komt door de
sowieso altijd tochtende ramen, Joost mag het weten, maar we zitten er qua
klimaat net zo slecht bij als in het vorige pand.
Hulde daarom aan onze eigen cv-ketel, die we nog niet zo gek lang geleden
hebben laten vervangen voor een moderner, zuiniger en daardoor goedkoper
exemplaar. We kunnen het ding programmeren naar onze behoeften. Want wat is het
een zaligheid om na een dag kou kleumend werken thuis te komen in een
temperatuur van twintig graden!!
02 januari 2013
Concentratie
Een jaar geleden verhuisde m’n werk naar een ander pand. Vooruitstrevende
bedrijven zijn inmiddels al weer teruggekomen van het principe, maar het altijd
achterlopende Bureau Jeugdzorg besloot waarschijnlijk vanuit financieel oogpunt
om het toch te doen: flexwerken. In de praktijk betekent dat werken in een
kantoortuin. In de ruimte waar ik me bevind, bevinden zich nog acht andere
mensen. Allemaal praten we, bellen we, typen we, lopen we en ga zo maar door. Het
is een goede test in het ontdekken hoe het zit met m’n concentratie. Over het
algemeen ben ik niet ontevreden. Ik kan me goed afsluiten voor het rumoer. Maar…
er zou zoveel meer productie gedraaid kunnen worden! Het gewauwel over van
alles en nog wat, van privé tot aan werk, is de rode draad door het werken
heen. We zitten immers op elkaars lip. Alles wat we hardop zeggen, wordt door
acht anderen gehoord en roept reacties op.
Met Facebook en mijn mobiele telefoon heb ik andere, meer ongeconcentreerde
ervaringen. Facebook heeft rechts in beeld ooit een keer een ‘ticker’
ingevoerd. Daarop is te zien wie van mijn vrienden ergens op reageert. Dat kan
op een bericht van mij zijn, maar ook op een bericht van een andere vriend van
mij of op een bericht van een vriend van diegene, die ik verder niet ken. Het
zien daarvan wakkerde ADHD trekjes bij me aan. Ik werd er door afgeleid, ik
voelde soms de neiging om meteen te reageren op het zojuist door mij gelezen
bericht, terwijl ik met iets en iemand anders bezig was. Het uitzetten van die ‘ticker’
kan niet, maar het niet meer zien van die ‘ticker’ kan wél. En zo geschiedde het
in die dagen dat ik de ‘ticker’ heb verstopt onder een lijst van namen van
vrienden van wie ik kan zien of ze online zijn of niet en dat is een stuk
rustgevender.
Mijn mobiele telefoon staat standaard op stil. Dat is soms onhandig, zeker
als iemand me probeert te bellen. Maar ik moet het doen om mezelf te beschermen
tegen alle binnenkomende pingeltjes, zoefjes en fluitgeluiden. Sms, whatsapp,
Twitter, e-mail, Facebook, Wordfeud, Ruzzle, SongPop… het maakt allemaal geluid
als het me wil laten weten dat er een bericht voor me is of dat ik aan de beurt
ben. Ook dat leidt me af van waar ik mee bezig ben. Toen ik een huilend kind van
me liet staan voor een pingeltje van m’n telefoon, besloot ik om het voortaan
anders te doen. Mocht je me willen bellen en me ook te pakken willen krijgen:
op dagen dat ik niet werk ben ik bereikbaar op m’n nummer thuis.
Teleurgesteld
Teleurstelling is een gemoedstoestand die ik voel wanneer aan een bepaalde
verwachting niet wordt voldaan. Ook wanneer er geen sprake is van een
verwachting, maar van hoop, kan ik teleurgesteld raken. Naarmate ik ouder word,
neemt de frequentie van mijn teleurstelling af. Ik verwacht en hoop gewoonweg
minder.
Met één ding lukt het me na al die jaren echter nóg niet.
Als mijn lief me laat weten hoe laat hij thuis is, bedoelt hij eigenlijk
hoe laat hij thuis zou willen zijn. Keer op keer op keer trap ik er in en begin
zeker een kwartier voor de ‘afgesproken’ tijd door de ramen heen te turen om te
zien of ik al een glimp van hem opvang. Als de ‘afgesproken’ tijd aangebroken
is, neemt mijn teleurstelling met de minuut die vordert grotere vormen aan. Pas
nadat er zo’n twintig minuten na de ‘afgesproken’ tijd voorbij zijn gegaan, kan
ik mijn teleurstelling bij de kladden vatten en de achterdeur uit smijten.
Hopelijk lukt het me over een aantal jaren óók om hiermee om te gaan.
Verlichting
De dag begint
De lampen gaan aan
Een tl boven het aanrecht
Een Jan des Bouvrie lamp op de kast
Eventueel de lamp boven de eettafel
En twee staande lampen met licht via de muur en het plafond
Als de dag eindigt
Gaan alle lampen uit
Een tl boven het aanrecht
Een Jan des Bouvrie lamp op de kast
Eventueel de lamp boven de eettafel
En twee staande lampen met licht via de muur en het plafond
Kerstperikelen
Dit jaar trekken we er met z’n vijven op uit tijdens de Kerstdagen. Mijn
lief, m’n drie kids en ik. Dit jaar daarom geen Kerstnachtdienst op 24
december, geen samenzang met mijn moeder bij het Leger des Heils, geen speurtocht
naar lekkere of bewaarde recepten, geen boodschappen doen met m’n broer en geen
maaltijd met hem bereiden in de keuken van m’n ouders. Het zal me benieuwen…
De kerstboom staat sinds 8 december op z’n plek. Vorig jaar kocht ik voor
een prikkie een nep exemplaar. Hij is wit. En best lelijk. De kids hebben hun
uiterste best gedaan de boom te versieren. De oudste heeft uit het blote hoofd een
piek getekend, langs de lijnen uitgeknipt en bovenin de boom gehangen. Hij is
topzwaar en hangt vooral schuin naar beneden. De slingers vormen een wirwar van
lijnen; er is geen structuur in te zien. De ballen hangen vooral op de hoogtes
waar zij bij konden en hebben alle kleuren van de regenboog. Niet alleen de
rode ballen zijn namelijk tevoorschijn gekomen. Nee, ook de verzameling zilveren
en blauwe. Dat geldt trouwens ook voor de slingers. Rode, blauwe en gouden
slingers hangen er. Het is een kakafonie kerstboom. Het ziet er niet uit en
toch laten we hem precies zo staan.
Als we op vakantie gaan, nemen we twee ieniemienie kerstboompjes mee. Ook
nep. Zonder ballen, zonder slingers en zonder lampjes. Het gaat om het idee.
Huwelijk en samenwonen
Volgens mij is er niet zoveel verschil in een huwelijk of ongehuwd
samenwonen. Voordat ik als getrouwde vrouw samenwoonde met mijn lief woonde ik
jarenlang ongehuwd met hem samen. Mijn belofte zijn vrouw te zijn veranderde
niets aan onze relatie. Het krijgen van kinderen wél. Vanwege die ‘sennsationele’
mysterieuze baby in mijn buik trouwden we. Ik wilde heel graag de naam van mijn
man dragen, omdat ik daarmee het gevoel had een gezin te vormen. En ik wilde
graag een gezin vormen. Ik wilde me één voelen met hem en de baby die kwam. In
de praktijk en nog twee kinderen later doet het me goed mezelf te kunnen
voorstellen met dezelfde achternaam als hen. Ik ben blij dat ik getrouwd ben. Maar
ook ongehuwd samenwonend hadden we het leven geleefd wat we leven.
Lezen
… is één van m’n hobby’s die ik te weinig uitvoer. Nu moet ik eerlijkheidshalve
bekennen dat ik wel een kieskeurige lezer ben. Lang niet alles vind ik de
moeite waard. Of ik een boek wel of niet lees, hangt onder meer van de lay-out
af. Een lelijke voorkant kan betekenen dat ik het boek niet ter hand neem. Een
samenvattende beschrijving op de achterkant eveneens. Als het verhaal me
nergens intrigeert, zal ik het niet lezen. Maar, als ik eenmaal een boek op m’n
schoot heb liggen, dan bestaat de werkelijkheid niet meer, dan lees ik
aaneengesloten en heb ik het in een mum van tijd uit. Ik wil naar het plot, ik
wil weten hoe het afloopt, omdat ik m’n nieuwsgierigheid nauwelijks kan
bedwingen. Ik herinner me dat ik in mijn leven tot nu toe slechts twee boeken niet
heb uitgelezen: “De ontdekking van de hemel” van Harry Mulisch en één of andere
roman over Egypte. Het laatste boek dat ik (binnen 24 uur) las was “Mijn meneer”
van Ted van Lieshout. Ik zou het zelf niet gekocht hebben, want de lay-out lag
verre van wat ik aantrekkelijk vind. Op aanraden van een dierbare vriendin las
ik het wel. Ik vond het een bijzonder boek. Het is een waargebeurd verhaal over
het ontstaan van een pedofiele relatie. De manier waarop het beschreven is,
vanuit het jongetje dat het overkomt, is aandoenlijk, eerlijk en oprecht. En
echt, vanuit hem begrijp ik het ook nog. Zijn gemis aan een vaderfiguur, aan
gezien worden en zich geliefd voelen, komt dwars door de bladzijden heen en
maakt het logisch dat hij zich aangetrokken voelt tot een volwassene die hem
dat biedt. Hoewel het onderwerp pedofilie taboe is en meteen (een gezonde
dosis) weerstand oproept bij de meeste mensen, heb ik niet één keer tijdens het
lezen van dat boek een soortgelijk gevoel gevoeld. Het boek waar ik nu (voor de
tweede keer!) in bezig ben is “Lust in je leven door schrijven” van Geertje
Couwenbergh. Ik kreeg het cadeau van mijn lievelingsnicht. Ik ben er eerder in
begonnen, maar heb het toen met een bewuste reden opzij gelegd. Met het naderen
van het einde van de schrijfopdrachten en de wens om vooral niet te stoppen met
schrijven, heb ik het vandaag opnieuw gepakt en ben gewoon maar weer bij het
begin begonnen. Ik ben benieuwd… Het is een ‘doe boek’ en hopelijk levert het
me ‘pennenvruchten’ op.
Beïnvloeding
Mijn leven is een aaneenschakeling van beïnvloeding. Ik ben beïnvloedbaar,
ik kan andere mensen beïnvloeden en ik ben beïnvloed. Mijn leven heeft mede
vorm gekregen door het 1185 keer gezien hebben van de film “The Sound of Music”.
Toen ik ‘m voor de eerste keer zag, samen met mijn lievelingsnicht op rij 1 van
de bioscoop, maakte de film diepe indruk op me. Het liedje “You are sixteen
going on seventeen” van Liesl en Rolf stond op m’n netvlies gebrand. Ik vond
het het toppunt van romantiek, met al mijn negen jaar. Toen ik zelf zestien was
en verkering had met mijn lief, die toen zeventien was, heb ik dat nummer grijs
gedraaid op m’n cassettedek. Het voelde als een soort van het heden naar het
verleden en weer terug, een mix van heimwee, nostalgie, verliefdheid,
kinderlijkheid en beginnen de romantiek. En die cocktail van dat alles ervaar
ik keer op keer op keer op keer bij die film en daarom kan ik er geen genoeg
van krijgen. Een andere pijler van beïnvloeding is de muziek van Kinderen voor
Kinderen, deel 1 tot en met 7 en dan met name door het nummer “Make up” (deel 7
uit het jaar 1986). Ik was twaalf en verlangde net als het meisje die het
liedje zong naar het experimenteren met make up van m’n moeder. Het assortiment
van m’n moeder was karig; ze had wat oogschaduw en misschien nog ergens een oud
geworden lippenstift, maar meer niet. Het lied heeft er voor gezorgd dat ik
make up ben gaan kopen en ben gaan gebruiken. Een grootverbruiker ben ik niet geworden.
Ik ga tegenwoordig vaker ‘kaal’ de straat op dan opgetut. Maar… ik heb het wél.
Van het voetstuk gevallen
Hard, maar waar: Michael Schumacher is voor mij het voetstuk gevallen.
Toen hij in 2010 na drie jaar zijn rentree maakte, was ik dolblij. Ik keek
er naar uit om het kijken naar de Formule 1 weer op te pakken, maar hij heeft
het voor mij niet waar gemaakt. Een fabuleus staaltje werk bleef uit. Zijn
immense vechtlust leek verdwenen; hij leek tevreden te zijn met het leven als
Formule 1 coureur, zonder de daarbij horende successen uit het verleden. Als er
beelden van hem voorbij kwamen, zag ik hem vooral genieten. Hij zwaaide naar de
fans, hij knipoogde in de camera en hoe charmant ook, de vurigheid van de jaren
daaraan voorafgaand was vervlogen.
Als ik aan Michael Schumacher denk, zal ik denken aan alle keren dat hij
wereldkampioen werd. Ik zal zijn typische vreugdesprong op het podium
herinneren, alsook de combinatie van het Duitse en het Italiaanse volkslied. Ik
zal weten hoe gehaat hij werd door het gros van de Formule 1 fans. En ik zal
hopen dat zij zich hem vooral in zijn laatste actieve jaren zullen herinneren,
waarin hij niemand meer ten onrechte van de baan afsneed, gewoon omdat hij de
positie niet innam om dat te kunnen doen.
12 december 2012
M'n gehoor
Al m’n leven lang zijn m’n oren m’n kwelling.
Als kind had ik aan de lopende band oorontsteking, oorpijn, vastzittende
oorproppen, lopende oren en ga zo maar door. Als ik iets mankeerde, was het daar
aan. In de loop van de jaren is dat afgenomen. Zelden heb ik nog maar oorpijn.
Maar… als ik het heb, kan ik me meteen voor de geest halen hoe ik me als klein
kind heb gevoeld. Machteloos eenzaam met die messcherpe en niet te verhelpen
pijn.
Als volwassene stoor ik me aan mijn gehoor. Soms denk ik namelijk dat ik
álles hoor. En van sommige geluiden kan ik behoorlijk zwaar geïrriteerd raken.
Ik heb het trouwens van geen vreemde hoor! Mijn vader heeft het ook, of in
ieder geval heeft hij het gehad. Als mijn broer en ik vroeger wel eens een
bakje chips mochten eten in zijn nabijheid, keek hij ons zwaar geïrriteerd aan,
zuchtte hardop en hoopte vurig dat we zo snel mogelijk klaar waren met kraken. Of
wat te denken van zijn non-verbale communicatie als er iemand in zijn nabijheid
smakte tijdens het eten? Of mensen die tijdens een concert er doorheen zaten te
kletsen? Of de geluiden van popcorn etende mensen in de bioscoop? Hij had er
last van. En ik herken het. Er zijn zoveel geluiden die op mijn zenuwen werken,
dat ik wel eens denk dat ik daar hulp voor moet zoeken. Ik doe het nog niet.
Mijn vader is er immers ook groot mee geworden. Het zou me, in gedachten alleen
al, zoveel meer rust geven als ik me niet zou hoeven storen aan geluiden die
bij het leven horen.
Ik heb rust nodig en meer dan alleen aan m’n oren. Ik zet tegenwoordig overdag
in een huis met rondrennende kinderen geen radio meer aan. Hun geluiden fungeren
als muziek, want gelukkig hoor ik wel en kan ik ook genieten van hun gelach,
gekir en geklets.
Exotisch
Het woord exotisch roept herinneringen aan de Malediven in me op. Het was oktober 1998 toen mijn lief en ik daar twee weken naar toe gingen. We vertrokken met windkracht 10; ik scheet zeven kleuren stront en had tintelende handen van het knijpen in de armleuningen terwijl we omhoog sjeesden. Eenmaal boven het wolkendek was het weer verdwenen en was de vlucht verder rustig. Lang, dat wel. Maar om iets exotisch als dit te beleven, moet je een eindje verderop. We maakten een tussenlanding in Oman, waar we de zon als een rode bol op zagen komen. Na veertien uur vliegen landden we op Malé. Een landing om nooit te vergeten, want het vliegveld is zo klein als een landingsbaan groot is en het enige uitzicht is water. De gedachte aan een verdrinkingsdood is toen zeker in me opgekomen en opnieuw zette ik me schrap en hield me angstvallig vast aan de armleuningen. Een andere bijzonderheid van deze reis was dat er nog gerookt mocht worden in het vliegtuig! Op de heenweg dan, want op de terugweg was de regel dat het niet meer mocht van kracht gegaan en werd deze regel streng gehandhaafd door de aanwezige stewardessen, tot groot ongenoegen van menig verstokt roker, die deze wijziging niet aan had zien komen en zich er niet op voor had kunnen bereiden.
Vanuit Malé werden wij, onze koffers en nog een stel andere gasten per boot vervoerd naar Embudu Village, een minuscuul eilandje behorend bij het Zuid-Malé atol. De tocht duurde nog zo’n slordige drie kwartier. De golven van de Indische Oceaan waren in mijn beleving toch vrij hoog, waardoor ik opnieuw niet geheel ontspannen zat.
Toen we aankwamen, zagen we dit:
Aan deze steiger meerde de boot aan, werden onze koffers uit de boot gekiept en meegenomen door het aanwezige personeel. Lopend over die steiger keken we natuurlijk dat helderblauwe water in en zagen we meteen al van alles zwemmen. De zusterhaaien maakten toen de meeste indruk.
Het was die twee weken dik dertig graden. Het strakblauwe water was achtentwintig graden. We aten (met de achtenveertig andere tijdelijke bewoners van het ieniemienie eiland ) wat er die dag uit zee gevist was. De verse ananas die iedere dag geserveerd werd, is nergens ter wereld zó lekker geweest als daar. Die hele vakantie nam ik iedere avond verse piña colada te drinken. Dat was goedkoper dan de biertjes die mijn lief tot zich nam.
Als je het eiland Embudu op deze manier ziet, kun je je misschien een voorstelling maken van de grootte (of beter gezegd de kleinte) ervan. Een rondje lopen kostte je tien minuten. Ik kan me voorstellen dat je je afvraagt wat we daar dan de hele dag deden. We snorkelden! (Duiken durfde ik niet.) De onderwaterwereld is daar fenomenaal (en exotisch) geweest!! Ik heb er van alles heel dichtbij gezien: murenes, schildpadden, roggen, zeekomkommers, inktvissen, octopussen, manta’s, papegaaivissen, zeepaardjes, haaien en talloze andere vissen waarvan ik de naam niet ken. Het was overweldigend en het verveelde geen moment!
Aha! moment
Er was eens een vrouw op mijn werk bij wie ik me altijd ongemakkelijk
voelde. Jarenlang heb ik gedacht dat het aan háár lag. Dat ligt het ook. Het
blijkt alleen een kwestie van hoe ik er mee omga. En precies dát was voor mij
een ‘aha! moment’.
Voorheen vertaalde ik haar non-verbale communicatie naar het verbale. Ik
vroeg haar wat er aan de hand was. Ik vroeg haar of het klopte dat ze chagrijnig
was. Ik vroeg haar of het (voor de zoveelste keer weer eens) mis was met haar vriendje.
Ik vroeg haar of ze misschien geïrriteerd was. En nooit gaf ze een bevredigend
antwoord. Ze deed het altijd af met dat er niets aan de hand was, dat ik haar
verkeerd begrepen had of dat ik het niet goed gezien had. Dat frustreerde me,
want ik kom niet uit een ei, ik ben gekke Henkie niet en als ik iets goed kan,
dan is het observeren en analyseren. Ik heb me suf geobserveerd en geanalyseerd
bij haar.
Tijdens één van m’n supervisiesessies bracht ik dit in. Aan de hand van de
opdracht ‘opstellingen’ werd mij duidelijk dat ik haar onbewust veel te
dichtbij me had neergezet. In dezelfde opdracht heb ik haar neergezet waar ik
haar wil hebben: ver van me vandaan, in een hoek waarbij we elkaar aan kunnen
kijken, maar ook alle ruimte hebben om weg te kijken.
En het werkt!!
Sindsdien kan ik haar goedemorgen groeten, niet van m’n stuk raken als ze
met een chagrijnige kop iets terug mompelt wat als ‘goedemorgen’ zou kunnen
worden geduid, ik kan haar ‘links’ laten liggen, ik stel geen enkele vraag meer
die een appèl doet op haar non-verbale uitstraling en joehoe, wat geeft me dat
een lucht!!
Kwetsbaar
Als ik een ui sta te pellen, jank ik al. Ik doe het graag, omdat ik op dat
moment m’n tranen de vrije loop kan laten en ik het af kan doen met een ui.
Als ik een aangrijpend boek lees, jank ik al. Ik doe het graag, omdat ik op
dat moment m’n tranen de vrije loop kan laten en ik het af kan doen met een
boek.
Als ik een dramatische film kijk, jank ik al. Ik doe het graag, omdat ik op
dat moment m’n tranen de vrije loop kan laten en ik het af kan doen met een
film.
Als ik ontroerd ben door m’n kinderen, jank ik al. Ik doe het graag, omdat
ik op dat moment m’n tranen de vrije loop kan laten en ik het af kan doen met m’n
kinderen.
Ja, ik voel me kwetsbaar. En nee, ik toon het niet altijd. Niet aan
iedereen.
Sleutels
Iedereen die me kent, of m’n blog gevolgd heeft en me daardoor (beter)
heeft leren kennen, weet dat ik van nature een georganiseerd type ben. Alles,
maar dan ook werkelijk alles, heeft een vaste plek in huis, zo ook mijn
sleutels. Ik kan me niet herinneren ooit een sleutel kwijt te zijn geweest.
Mezelf buitengesloten heb ik ook nog nooit – de enige keer dat dat gebeurd is,
heb ik domweg m’n sleutels niet meegenomen, omdat ik er vanuit ging dat mijn
man thuis zou zijn als ik weer thuiskwam en dat bleek niet het geval.
Uiteindelijk toch, want hij moest me binnen laten. Via een omweg bij de buren
heb ik hem telefonisch kunnen bereiken, want ook mijn telefoon lag binnen.
Reservesleutels heb ik natuurlijk ook op een vaste plek. Onlangs heb ik
twee reservesleutels bij moeten laten maken – onze oudste zoon is minder van
nature georganiseerd dan zijn ouders. Sinds hij de dagelijkse taak heeft om de
brievenbus te legen, verdwenen de sleutels van de brievenbus. We hadden er
drie. Toen we er nog maar één hadden, heb ik er twee bij laten maken. Ietwat
overdreven achteraf, maar toen ik er voor stond, koos ik er voor om het aantal
wat we hadden opnieuw te willen hebben. Vandaar twee. Allebei liggen ze in de
reservesleutelbak. Voor het geval dát. In diezelfde bak liggen ook alle
sleutels van alle huizen van alle mensen, die ons de toegang tot hun woning (in
geval van nood) toevertrouwen. Tenslotte liggen onze reserve autosleutels daar.
De plek van die sleutelverzameling houden we geheim voor onze kinderen. Hun
eksterachtige trekjes om allerlei glimmende dingen te willen verzamelen en te
willen bewaren op hun eigen geheime plekjes mogen ze met andere glimmende
dingen doen, niet met de onze. De aluminium papiertjes van de door Sinterklaas
meegenomen mierzoete kikkers en muizen bijvoorbeeld. Prachtig zilver, goud,
paars, groen en roze. Mooi formaat, lekker plat en goed te verstoppen voor ze.
De praktische kant van sleutels is nu wel voldoende beschreven, vind ik zo.
De symbolische kant er van vind ik eigenlijk nóg interessanter. Maar… die
bewaar ik voor 2013. Het einde van een jaar lang iedere dag schrijven nadert.
De aanvoer van schrijfopdrachten daarmee ook. Maar, ik wil (nog) niet stoppen
met schrijven en dus verzamel ik thema’s waarover ik nog wil schrijven.
Sleutels staan genoteerd!
10 december 2012
Wel eens bestolen?
Het was de nacht voorafgaand aan Koninginnedag en we waren in Amsterdam. Ik droeg een groen leren jack, dat ik voor twee gulden gekocht had in één of andere winkel in Rotterdam, waar men de prijs bepaalde aan de hand van het gewicht van het kledingstuk. Ik heb het jackie nog. Ik pas het al lang niet meer, maar ik wil het niet weg doen. Het heeft teveel emotionele waarde.
M’n ontzettende lange haren zaten in twee sierlijke vlechten, bijeen gebonden door paarse elastiekjes met daaraan een stel ‘knikkers’. Mijn lief woonde toen in Haarlem en daar zouden we nadat we ons bezopen hadden ook lekker na een vrijpartij in slaap vallen. We waren niet alleen. De ‘vrienden’ van mijn lief van zijn opleiding Vliegtuigbouwkunde waren er ook.: Sander en Jeroen. En één of andere meid die (in ieder geval toen even) bij één van die twee jongens hoorde, maar van wie ik de naam niet meer weet.
Na het zoveelste biertje sloeg de honger toe. We doken de Burger King in, waar ik een Chicken Burger bestelde. Geen frietjes, geen frisdrank, alleen maar een vette hap met saus. Lekker. Toen ik van de stoeprand ietwat wankelend opstond om het opmerkelijk ritselende papiertje weg te gooien, ontdekte ik het. Ik was bestolen! Van mijn portemonnee! Met werkelijk álles er in! Al mijn geld, wat ik gespaard had om die avond en de daarop volgende dag uit te geven. Ik weet nog precies dat het om tweehonderdvijftig gulden ging. In één keer foetsie!! Zuur was ik. M’n zin om te feesten was in één klap verdwenen. Ik wilde naar huis. Hoe daar te komen, was de vraag, want ook mijn ov-jaarkaart zat in die verdwenen portemonnee. Ik herinner me die nacht zwart gereisd te hebben. Ik zou het hebben uitgelegd als ik gecontroleerd werd, maar dat werd ik niet. Andere herinneringen aan die avond en de daarop volgende dag zijn verdwenen, op één na: ik heb de Burger King daarna tot op de dag van vandaag geboycot door daar uit principe niet meer te gaan eten. Geef mij maar Mc Donalds. Daar is m’n portemonnee nog nooit gejat.
Samenwerken
De enige met wie ik kan samenwerken is mijn lief. Met de rest van de wereld
kan ik het niet. Waarom niet? Omdat ik niet wil. Ik denk altijd dat ik het
beter kan dan een ander en negenennegentig van de honderd keer ís dat ook zo.
Gelukkig heb ik een baan waarin ik nauwelijks hoef samen te werken. Alles
wat onder de noemer samenwerken kan worden weggezet, voelt voor mij niet als
zodanig, omdat de ketenpartners altijd vanuit hun taakomschrijving doen wat er
gedaan moet worden en dat is niet hetzelfde als ik moet doen. Thank God!
Nee.. als je mij aan het samenwerken wilt zien, moet je me laten klussen
samen met mijn lief. De te klaren klus is helder, evenals wie wat doet. Zonder
al teveel woorden ondersteun ik hem en doe ik wat er in mijn macht en kracht
ligt. Ik zou zo zijn personal assistent kunnen worden!
December
Het is altijd een drukte van jewelste in de maand december. Kort voor het
zo ver is en eigenlijk nog veel te lang naar mijn zin komt de man met zijn
lange witte baard aan in Nederland. Behalve een stoomboot vol zwarte Pieten en
cadeaus brengt hij ook een boel spanning teweeg. Echt hoor! Ik ben vóór het
behoud van dit feest, maar allememaggies, mag het allemaal ietsje minder??? Minder
lang van tevoren (twee weken voor 5 december aankomen lijkt mij meer dan
voldoende), minder veel cadeaus (want fuck, wat hebben ze toch allemaal al een
speelgoed) en minder druk (want twee soorten Sinterklaasprogramma’s na elkaar
op tv en al die overkill aan reclames met of voor die beste man en weet ik veel
wat voor wervelende show is gewoon allemaal teveel van het goede).
Alsjeblieft???? Less is more! Dat weten we toch allemaal al eventjes? Doe dat
dan ook met de Sint! Daar waar mijn lief en ik konden minimaliseren en inkrimpen
hebben we dit jaar gedaan: niet teveel toeters en bellen, niet teveel cadeaus,
niet teveel drukte, gewoon… van alles een aanzienlijke dosis minder. En het was
nog altijd een geslaagd feest!
Kerst vieren we dit jaar voor het eerst met ons eigen gezin. We trekken er
met z’n vijven op uit, naar een vakantiepark ergens in Nederland. Eerste kerstdag
hebben we een plek gereserveerd in het buffetrestaurant, waar we om 17u al
verwacht worden, waar we tegen 19u heus wel klaar zijn met eten en waarna de
jongens op een acceptabel tijdstip op bed liggen. Tweede kerstdag maak ik
waarschijnlijk macaroni, of iets anders simpels. Het idee om met elkaar te
gourmetten leek me leuk, ware het niet dat ik niet goed kan bedenken waar ik de
boodschappen doe. De winkel van het park zelf is te duur. Een andere winkel is een
optie, maar daar wil ik maandag 24 december niet zijn. Het al gekocht hebben en
meenemen kan, mits we aan een koelbox kunnen komen. Om die voor deze ene
gelegenheid aan te schaffen, voelt wat overdreven. Campinggasten worden we
waarschijnlijk nooit.
Oud en Nieuw is nog ‘in de maak’. We blijven thuis, dat weten we wel. Maar
wie er allemaal gevraagd gaan worden om bij ons en met ons te proosten op het
einde van 2012 en de nieuwe start van 2013 is nog niet helder. We zien wel.
Tussendoor ben ik in de maand december druk met het organiseren van m’n
nieuwe agenda, de familie jaarplanner, de kerstkaarten en de uitnodiging voor de
verjaardag van de jongste. En in al die drukte bedenk ik me dat op 21 december
de winter ‘pas’ gaat beginnen, terwijl het altijd voelt of het donkerste dal
van het jaar al geweest is.
Time flies, zeker in december. Voordat we het weten is het al weer lente…
Regenboog
Gisteren zag ik voor het laatst een regenboog. Ik reed van Peet naar huis.
Ik was ook al bijna thuis, maar nog net niet. Ik bevond me op de N3 ter hoogte
van de Wilgenwende en het leek of het einde van de rechterhelft van de regenboog
(en de pot met goud) in mijn achtertuin stond. Jammer genoeg was de regenboog
niet helemaal ‘rond’, in de hoogte miste er een stuk. Voordat ik m’n telefoon uit
m’n handtas kon graaien om er een foto van te maken, was de zon verdwenen
achter een wolk en doofde de regenboog snel. Het had een mooie foto kunnen
worden: de achtergrond waartegen de regenboog uitstak was diep donkergrijs. Veel
helderder had ‘ie niet kunnen zijn…
De regenboog wordt expliciet in de Bijbel genoemd in het verhaal van De Ark
van Noach. En God vervolgde: “Als teken van dit verbond tussen mij en de
aarde, plaats ik mijn boog in de wolken. Steeds als ik boven de aarde de wolken
samendrijf en de regenboog in de wolken zichtbaar wordt, zal ik denken aan het
verbond met jullie en met alle andere levende wezens. Nooit zal er meer een
watervloed komen die alles wat leeft, weg zal vagen. Als ik de boog in de
wolken zie, zal ik denken aan het verbond dat voor altijd zal bestaan tussen
mij en alle levende wezens op de aarde.” (Genesis 9, 12-17.) Ik kan (en wil) het niet
helpen om hieraan te denken bij het zien van een regenboog. Hoewel het door
meteorologen als natuurverschijnsel verklaard kan worden, vind ik de regenboog
iets Goddelijks hebben. Bij het zien er van gaat er een warme gloed door m’n
aderen. Alsof dierbaren die hier niet meer zijn een glimp van zichzelf laten
zien en me met al die kleuren zeggen ‘dat het goed is aan gene zijde’.
M'n neus
Als puber had ik last van mijn neus. M’n hoofd was nog stilletjes aan het
groeien, maar mijn neus was dat groeiproces een aantal stappen voor. Ik heb me
geschaamd. Hoewel ik kon beredeneren dat ik er niets aan kon doen, voelde het
niet als zodanig. Tijdens woelmomenten in bed dacht ik er wel eens aan hoe het
zou zijn om m’n neus te laten corrigeren. Ik wilde vooral de breedte
verminderen. Het bleef bij mijmeren. Achteraf ben ik daar blij om. In de loop
van de jaren is m’n hoofd in proportie van m’n neus komen te staan. Heus, er
zijn mensen met een minder grote neus dan ik. En nu ik dit geschreven heb,
zullen lezers de eerstvolgende keer eens goed naar m’n neus kijken en de
conclusie trekken dat ‘ie zeker niet klein is. Maar o wee degene die me er mee
plaagt! Die trek ik aan zijn of haar haren, gooi ik op de grond en daar snuit
ik m’n neus op leeg. En dan maar hopen dat daar op dat moment een behoorlijke
dosis snot in zit. Want dat is dan het verdiende loon van iemand die mijn kwetsbaarheid
te kakken zet.
Verwondering
Gelukkig ben ik het niet verleerd: ik kan me nog steeds verwonderen. Over
wolkenpartijen, het zonlicht, de weerspiegeling van het weer in rimpelloos
water, over de wind en wat het met alles om ons heen doet, over sneeuw, mist,
regen, ijs op de sloot en ga zo maar door. Alle natuurverschijnselen zijn me
dierbaar en doen me realiseren dat ik slechts een minuscuul onderdeel van deze
aardkloot ben. Het moederschap maakt daar soms het kwadraat van. Want: als mijn
kinderen zich verwonderen, verwonder ik me óók. Niet altijd over hetzelfde
item, maar dan wél weer over de verwondering van hen. Het is zo puur, zo
oprecht, zo gemeend, zo mooi. De honger naar het leren kennen van de wereld om
hen heen is groots. En daar mag ik bij zijn! Hoe waardevol is dat?!
06 december 2012
Uitgeput
Uitgeput was ik in 1997 na wekenlang slapeloze nachten. Ik kon toentertijd
de slaap niet vatten en lag urenlang te woelen in bed, wachtend op Klaas Vaak.
Hij kwam halverwege de nacht en soms zelfs pas aan het begin van de ochtend. Normaal
functioneren lukte na drie van dat soort nachten niet meer en ik meldde me
ziek. Slaapmiddelen hielpen me door die periode heen. En vanuit het werk kreeg ik
supervisie. Ja, toen ook al. Ik had mezelf uitgehold en de put was aan de maat.
Uitgeput was ik in 2009 na m’n deelname aan de 10 kilometer run “Dwars door
Dordt”. De eerste kilometers gingen uitstekend. Maar bij negen kilometer ging
het licht uit. Ik herinner me nog goed dat ik dacht dat ik er was als ik van de
dijk afliep naar beneden. Toen bleek ik nog over een atletiekbaan te moeten
rennen naar de finish. Ik kon niet meer. Het zweet gutste over m’n hele lijf, m’n
hoofd was zo rood als een Ferrari en ik wilde er zijn. Op het moment dat ik er
was, had ik de kracht niet meer om uit te lopen. Ik stopte accuut. Na enig
uithijgen maakte het uitgeputte gevoel plaats voor euforie: ik had het gehaald!
Op doorzettingsvermogen en niet op souplesse, maar dat hinderde niet. Ik had
het gehaald! Ik had mezelf leeggeschept en de put was diep, maar slechts van
korte duur. Het zand gleed soepeltjes terug naar het gat en dichtte zich rap.
Het meest uitgeput tot nu toe in m’n leven was ik in november 2011. Het was
donker in mijn gedachten. Ik zag op tegen de dagen die kwamen. Ik voelde de
behoefte om onder de dekens te kruipen en er nooit meer onder vandaan te komen.
Ik wilde weg van de verantwoordelijkheden en ja, ik wilde zelfs weg van deze
wereld. Ik bedacht hoe ik dat kon doen en ik stelde me voor hoe ik vanuit de
hemel naar beneden keek als ik begraven zou worden. Op het moment dat ik dit
aan mijn teamleider vertelde, brak ik en huilde ingetogen maar lang. Het
verhaal is inmiddels bekend: ik meldde me ziek en het proces om beter te worden
duurde lang. Soms bekruipt dat onaangename gevoel me weer, zeker op een dag als
gisteren. Drie dreinende kinderen om me heen vind ik onprettig. De jongste wil
niets zonder mij, dus die klampt zich de hele dag aan me vast. Bij enig
ongenoegen begint hij zeurend te huilen met zo’n huil die door merg en been
gaat, omdat de toonhoogte op een frequentie zit die zeer doet aan m’n oren. De
middelste is sinds Sinterklaas in Nederland is zeer grensverleggend. Hij
gehoorzaamt slecht en hij plaagt z’n jongste broertje te vaak op één dag. En de
oudste tenslotte zit vooral middelste in de weg. Ook hij plaagt. En hij
verveelt zich snel als hij niet op elektronische apparaten mag spelen, wat hij
dan gaat botvieren op de twee andere knullen. Conflicten, ruzies, gejammer,
gemekker, gehuil en irritaties vierden gisteren hoogtij in m’n woonkamer. Rond
drie uur ’s middags was ik op. Uitgeput. Ik voelde m’n ogen zwaar worden en ik merkte
dat m’n gedachten donkerder werden. Ik ben even op de bank gaan liggen, heb m’n
ogen en oren dichtgedaan, nadat ik dat aan de jongens had aangekondigd. Ik
moest even tot mezelf komen door een kort uiltje te knappen, anders zou de
verleiding om terug te gaan naar m’n weinig licht doorlatende hol groot zijn.
Het hielp. Na tien minuten had ik de rust gevonden om de sfeer een andere
wending te geven. We zijn met z’n allen naar buiten gegaan en hebben een stukje
gefietst. Het wapperen van onze haren en de frisse lucht in onze neusgaten
deden ons goed. In 2011 was m’n put diep. Heel diep. Ik heb er hard voor
gewerkt om hem te dichten. Soms denk ik dat ik beter andere materialen had
kunnen gebruiken, omdat de boel nog wat wankel aanvoelt. Op zo’n dag als gisteren
voel ik dat. En toch ben ik tevreden. Want ik heb een stukje glibberige
substantie uit m’n gedempte put door het besluit om de sfeer een andere wending
te geven verwisseld voor een stevigere kei.
Roddelen
Herinner je je m’n blog waarin ik schrijf dat ik me niet altijd prettig
voel in het team waar ik werk? (Dat fijne uitje.) Dat heeft alles te maken met
roddelen. Er wordt bij ons op de afdeling geroddeld bij de vleet. En dat moet
wel, want men heeft met elkaar de cultuur gecreëerd dat er niet tégen de
persoon, maar óver de persoon in kwestie wordt gesproken. Op die manier worden
ongenoegens wél geuit, alleen achter de rug van degene om wie het gaat om. Ik
ruik, ik voel en ik zie dat het gebeurt. Het geeft me een nare smaak in m’n
mond en m’n oren zijn waakzaam. Ik voel me er onveilig. Stoer als ik (soms)
ben, vraag ik rechtstreeks om me iets te zeggen als er wat speelt, maar nooit
krijg ik een even zo stoer antwoord.
Vandaag nog.
We begonnen de dag met een teamvergadering. Bij de eerste de beste
gelegenheid ontstond er een grimmige sfeer nadat een collega vroeg waar onze
piket nu eigenlijk voor diende. Zij had de dienstdoende piket per e-mail
gevraagd iets voor haar waar te nemen en dat werd door diegene geweigerd,
waardoor uiteindelijk de stagiaire nota bene de taak op zich had genomen! Niet
veel later ontstond er opnieuw ‘hommeles’, omdat een collega gezegd had dat ze
iemand van de politie ‘begrepen had’ in een situatie waarin een collega van ons
werd gepasseerd. De gepasseerde collega was boos op zijn eigen collega. Door
haar uitspraak voelde hij zich opnieuw gepasseerd. Aan het roer van al dit zit
een aardige man zonder managementkwaliteiten. Hij laat dingen op z’n beloop,
terwijl dit een uitgelezen kans was om de wrevels op het betrekkingsniveau
tussen ons onderling eens aan te pakken. Maar nee… dat deed hij niet. Hij liet
het voor wat het was. Meteen na de vergadering nam ieder plaats op z’n werkplek
en daar begon het. Minstens een uur is er door ‘onze helft’ van de afdeling
gepraat over ‘de andere helft’ van de afdeling. “Zij daar willen niets voor ons
hier doen. Zij hebben niets voor ons over. Die ene collega zei zelfs dat wij
gewoon maar moeten zorgen dat we er zijn op dagen dat we niet werken en wel
iets voor ons werk moeten doen. Het komt er gewoon op neer dat zij denken dat
wij niet ons uiterste best gedaan hebben om het anders op te lossen; als we de
piket vragen, dan zijn alle andere mogelijke steunbronnen uitgeput. Zij hebben
niets voor ons over. Op deze manier zorgen ze er voor dat wij ze niets meer
durven te vragen. Misschien moeten we voortaan meteen naar onze teamleider
toestappen als we een probleem voorzien. Jemig, wat verziekt dit de sfeer. Het
wordt in de loop van de jaren steeds grimmiger. Het zijn altijd dezelfde die
zeuren en het alleen op hun manier willen doen…” En ga zo maar door. Ik zat er
bij, ik keek er naar en ik dacht er het mijne van. Ik doe niet mee met het
geklets en helaas ben ik onderweg m’n zin om er iets van te zeggen
kwijtgeraakt. Ik heb tegen de bureaus, de kasten en de dossiers gepraat, want
er verandert niets. Oh ja, er verandert wel iets: ik wil er weg. Ik wil ergens
heen waar ik me wel veilig voel. Ik wil ergens heen waar ik wel gezien word. Ik
wil werken op een plek waar ik me gewaardeerd en geaccepteerd voel. En ik wil
ergens zijn waar het werken me energie geeft in plaats van dit geneuzel, wat ik
tussen het typen door onbedoeld toch in me opneem. Ik wil naar een plek waar
mensen elkaar aanspreken op hun functioneren. Want als ik ergens niet van hou,
dan is het van roddelen.
Abonneren op:
Posts (Atom)