Als ik een krachtterm gebruik, is het negen van de tien keer
‘kut’, maar dat doe ik zeker niet waar m’n kinderen bij zijn. In hun bijzijn
heb ik mezelf nieuwe woorden aangeleerd om uit te drukken dat iets tegenzit. ‘Chips.’
‘Holie molie’. ‘Soderambam’. ‘Kaas’.
Er was eens een dag dat ik m’n (toen nog) twee kids in de
auto wilde proppen, terwijl dat voertuig nog in de garage stond. Het was
gedoemd te mislukken en zo geschiedde. Ik stootte mijn hoofd heel hard tegen de
punt van de autodeur en riep ongecontroleerd en onnadenkend erg hard: “Godverdomme!!”
Zo’n slordige drie weken later stootte m’n oudste zoon zich ook aan de
autodeur. Z’n vader, z’n broertje en ik waren er allemaal bij toen hij daarop
onmiddellijk reageerde met: “Godverdomme!!” Z’n vader vroeg hem: “Van wie heb
je dat woord?”, waarop hij meteen zei: “Van Mama?!” Ik schaamde me. Diep.
Ik hou namelijk niet van vloeken. Ik ben wel een voorstander van
creatieve oplossingen in het uiten van krachttermen, want de behoefte om die te
uiten voel ik wel. Als ik me stoot, lijkt het als vanzelf te gaan dat ik m’n
bek een douw geef en er iets (creatiefs) grofs uitkomt. Alsof dát nodig is om om te gaan
met de pijn en de onmacht die ik op dat moment voel.
Waarschijnlijk ben ik daarin gevormd door m’n ouders. M’n
vader vloekte vaak. En nog. Als hem iets niet lukt, als er iets niet gaat zoals
hij wenst dat het gaat en als hij moet klussen. Mijn moeder reageert daar
altijd op dezelfde manier op. Ze keurt het taalgebruik van m’n vader af door
hem te zeggen dat hij niet op zo’n manier moet praten en dat het nergens voor
nodig is. Ik denk dat zij zich daarin vergist: het is wel degelijk ergens voor
nodig, het kan alleen wel minder grof en meer creatief. ‘Hottentotten’ kun je
op dezelfde manier als ‘Godverdomme’ uitspreken en ‘kaas’ klinkt net zo hard
als ‘kut’. Oefening baart kunst. En als je nog een leuke creatieve krachtterm
voor me hebt? Ik houd me aanbevolen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten