11 juli 2012

Rarara... ik ben een??

Toen ze overleed, werd haar huis leeggehaald door haar kinderen. Omdat zij inmiddels volwassen en gesetteld waren, hadden zij geen behoefte aan de meeste spullen van hun moeder. Kostbaarheden en spulletjes met speciale herinneringen werden meegenomen, maar ik bleef staan.

Ik werd tussen soortgelijke artikelen in een doos gedaan. Het licht verdween nadat de doos zorgvuldig werd dichtgeplakt met bruinkleurige tape. De oudste zoon had er een speciaal apparaat voor meegenomen: een tapedispenser. Geleend van zijn werk.
In die doos stond ik een tijdje – door het donker verloor ik alle besef van tijd. Opeens voelde ik me lichter worden. M’n kameraden en ik werden opgetild. We voelden enige tijd later een zwieper. Achteraf moet dat het moment zijn geweest waarop we in de kofferbak terecht kwamen. De autorit duurde niet lang. Opnieuw werd ik opgetild. Ik voelde het verschil tussen de handen van de oudste zoon en de man, die ik niet kende. Dat was het dan. Geen gedag. Geen afscheid. Niets. Gewoon, in een doos van de ene naar de andere hand.
De doos werd gelukkig wel vrij snel opengedaan. Hé hé, licht! En zuurstof! Ik keek om me heen en zag allerlei rekken. Een man in uniform ontfermde zich over ons. Opnieuw werd ik gescheiden. We werden gesorteerd. Van m’n kameraden en ik, was ik de enige van plastic.
In dat rek voelde ik me God zij dank niet heel lang eenzaam en verloren. Ik zag soortgenoten overal! Bovendien was het uitzicht, dat ik vanaf daar had, behoorlijk amusant. Ik kon naar buiten kijken – ik zag de mannen in uniformen de mensen helpen met het pakken van hun spullen, ik zag diezelfde mannen gretig snaaien in de aangeleverde spullen, nieuwsgierig naar of er nog iets van hun eigen gading bij zou zitten. Ik zag de spullen gesorteerd worden en ik zag frequent een serie gaan. Waar ze naartoe gingen, wist ik niet, totdat ik zelf ging. Ik verhuisde van die plek naar een nog comfortabeler plekje. Overdekt, warm en wederom met soortgenoten.
Inmiddels ben ik ook daar niet meer. Ik ben gekocht. Door een vrouw. Ik sta nu in haar middelste keukenla. Ze heeft nog drie broertjes van me staan. Bijna dagelijks word ik uit de la gehaald en volgestopt met manna, rozijntjes, of een Engels dropje in vier stukjes. Ze geeft me aan haar jongste, die uiterst voorzichtig met me omgaat. Of hij aanvoelt hij kwetsbaar ik ben, ondanks m’n harde voorkomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten