Het moet ergens in 2003 of 2004 geweest zijn. Ik sportte
fanatiek: met mijn vader (en soms met mijn broer) in klim hal Pentagon in
Dordrecht. Stond de eerste keer het angstzweet zowel in m’n handen als op m’n
rug, maanden later draaide ik m’n handen niet meer om voor een klimroute 5A,
5B, 5C en ja, zelfs 6A heb ik geklommen! Al doende veranderde mijn lichaam – ik
kreeg een gespierde rug en behoorlijk sterke armen. Tegelijkertijd groeide er
ook een cyste in mijn rechteroksel en ook die nam grote proporties aan. De
huisarts verwees me door naar het ziekenhuis, alwaar werd besloten dat het ding
moest worden weggehaald tijdens een dag opname. Kwaadaardig was het niet, maar
het zat vanwege de grootte gewoon in de weg. Mijn lief bracht me weg. Ik
herinner me nog goed dat ik een infuus ingebracht kreeg, waarvan ik doezelig
werd. Ik kwam pas weer bij m’n positieven toen ik geopereerd was. Mijn lief zat
naast me toen ik ontwaakte. Al snel werd me verteld dat de cyste nog groter was
dan een kippenei en of het door dat woord, door de narcose of door een
combinatie van beiden kwam, weet ik niet meer. Ik weet wel dat ik een enorme lach
kick kreeg. Ik leek wel stoned en onvolwassen – ik lachte werkelijk om alles,
zelfs om dingen die helemaal niet grappig waren. Gierend van de lach met tranen
die over m’n wangen biggelden, verlieten mijn lief en ik het ziekenhuis. Dat
was me een operatie wel! Vele malen leuker dan de keer die ik als kind
meegemaakt had toen mijn amandelen geknipt moesten worden en ik tijdens de rit
naar de operatietafel wakker werd uit het roesje, me daardoor bewust van de
grote zwarte kap die op m’n toet gezet werd, waarna ik de wereld om me heen weg
zag draaien.
In 2005 had ik een heel andere ervaring in het ziekenhuis.
Na anderhalf uur thuis persen, moest ik hals over kop nog naar het ziekenhuis.
Voor m’n gevoel hing het hoofdje van m’n kind al ergens tussen m’n benen en met
persweeën moest ik van naakt naar aangekleed, van m’n slaapkamer naar de auto
en van huis naar het ziekenhuis. Eenmaal daar aangekomen, haalde mijn lief in
een rap tempo een rolstoel voor me, propte me er in en reed zo snel hij kon
achter de verloskundige aan. In de hal van het ziekenhuis kreeg ik opnieuw een
perswee. Die ging hand in hand met een oer geluid. En terwijl ik dat deed, werd
er vrolijk naar me gezwaaid door een collega. Pas later – nadat m’n eerste zoon
geboren was en ik zijn bevallingsverhaal schreef – realiseerde ik me wat zij
gezien en vooral ook gehoord moest hebben en pas toen schaamde ik me tot in m’n
teennagels. Het heeft wel een band geschept tussen haar en mij: nog steeds
begroet ze me hartelijk en altijd met een knipoog!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten