Achteraf had ik Irene van Moorsel na kunnen doen. Ik had talent voor fietsen! Met m’n derde verjaardag kreeg ik m’n eerste driewieler en met m’n vierde kreeg ik een grote kleine meisjes fiets. Ik herinner me dat m’n beide ouders me hebben leren fietsen zonder zijwielen. M’n moeder, omdat ze er feitelijk meer was en ik de wil had het te kunnen, m’n vader, omdat hij meer conditie had en langer achter me aan kon rennen, terwijl hij z’n hand in m’n nek had ter bescherming van een val. Binnen een week had ik de truc door en ik fietste graag. Ik herinner me slechts drie ongelukken.
De eerste was er één op een veel te grote fiets van m’n buurmeisje. Ik deed hard mijn best om op het zadel te zitten en te trappen tegelijk. Ik was zo’n honderd meter onderweg toen ik m’n evenwicht verloor en me schaafde aan een hek. Het was zomer, ik had teenslippertjes aan en de schade viel op zich mee, alleen de teennagel van m’n linker grote teen was er af. Daar ziet niemand nog iets van.
De tweede was een inschattingsfout in combinatie met pech. Mijn lievelingsnicht logeerde bij me. Ze was een kop groter dan ik en we besloten een stuk te gaan fietsen. Zij voorop, ik achterop in eerste instantie. Op de terugweg draaiden we dat om en we reden over een onlangs opnieuw gegrind fietspad. Ik verloor m’n balans en we gingen onderuit. We hebben ons lelijk geschaafd en we hebben de hele weg terug naar huis hard gehuild. Ik herinner me dat m’n moeder ons op klaarlichte dag in bad heeft gezet om al dat grind uit onze knieën, scheenbenen en handen te doen weken en dat ook dat vreselijk zeer deed. Zowel mijn nicht als ik hebben van deze val littekens overgehouden. Dat bindt wel!
De derde was een domme. Ik was zestien, had een beetje zitten sjansen met een knul, was de tijd glad vergeten en kwam toen ik op huis aanging tot de conclusie dat ik de afgesproken tijd niet meer kon halen. Wat ik bezielde weet ik niet, maar ik ging mijn uiterste best doen om tijd in te halen. Ik fietste als een Irene en reed bij het enige verkeerlicht dat m’n route rijk was door rood. Klabang! Klaboem! Geraakt door een auto. Ik had de auto niet kunnen zien, de automobilist mij ook niet, want ons zicht werd belemmerd door een auto op de andere baan, die wachtte op het groen worden van het licht. Ik kwam als gevolg hiervan nóg later thuis en mijn ouders waren boos, dan niet heel boos. Ze realiseerden zich dat ik het er nog goed van af had gebracht met slechts een niet meer te maken fiets en een gekneusde enkel en konden dit niet anders onder woorden brengen dan mopperend op mij en mijn keuzes. Ik hield er ironisch genoeg wel een nieuwe fiets aan over!
Ik fiets nog steeds graag. Al lang niet meer zo hard als Irene, want een echte mamafiets fietst lekker, maar niet hard. Daarom heb ik er sinds kort een andere fiets bij. Het is een gewone stadsfiets, met acht versnellingen en daarmee accelereer ik lekker weg bij rode verkeerslichten die in groen veranderen…
Leuk verhaal. En zo herkenbaar!! Ik moest er om lachen.
BeantwoordenVerwijderen