Regel 1 Beschrijf het gedrag dat je hebt waargenomen.
Verlies je niet in generalisaties of in observaties van anderen; beschrijf alleen gedrag dat je zélf hebt waargenomen.Voorbeeld:
Niet: "Jij komt altijd te laat op zakelijke afspraken."
Wel: "Toen we een afspraak hadden met onze belangrijke klant X, kwam je een kwartier te laat."
Regel 2 Geef aan welk effect dat gedrag op je heeft.
Laat je gevoel spreken. Vermijd het opgeheven vingertje ("jij") en gebruik ik-boodschappen.Voorbeeld:
Niet : "Jij loopt de kantjes ervan af en je gedraagt je onbeschoft."
Wel : "Ik krijg daardoor het gevoel dat je die afspraak niet serieus neemt. Het maakt mij onzeker en het weerhoudt mij ervan je bij het vervolg te betrekken."
Regel 3 Laat je gesprekspartner reageren.
Geef de ander de gelegenheid te reageren. Check of je boodschap is overgekomen en of de ander zich in jou waarneming herkent. Is dat niet het geval, licht je boodschap toe met aanvullende voorbeelden.Voorbeeld:
“Begrijp je wat ik bedoel?” of “Kun je je dat voorstellen?”
Regel 4 Beschrijf het gewenste gedrag.
Maak duidelijk welk gedrag je liever zou zien.Voorbeeld:
“Ik vind het prettiger als we als team optrekken. Ik zou het fijn vinden om samen naar zakelijke afspraken te gaan, zodat we vooraf een rolverdeling en gespreksstrategie kunnen afspreken. Dan voel ik me gesteund.”
Regel 5 Verken achtergronden en oplossingen.
Als je met je gesprekspartner op hetzelfde niveau zit, kun je op zoek gaan naar achtergronden en oplossingen. Neem de tijd. Stel open vragen. Zo geef je de ander de ruimte om zaken te verduidelijken of toe te lichten. Vul niet in wat je dénkt dat de ander bedoelt, hoed je voor interpretaties en stel je open en coöperatief op.Door sámen te zoeken naar oplossingen en achtergronden, verwerf je draagvlak voor het vervolg. Je gesprekspartner voelt zich medeverantwoordelijk en zal zich ervoor inzetten afspraken in te lossen.
Voorbeelden van open vragen:
Wat? (Wat is er aan de hand? Wat houdt je bezig?)
Waarom? (Waarom doe je dat?)
Hoe? (Hoe komt dat? Hoe wil je het aanpakken?)
Waar? (Waar denk je dat dit toe leidt?)
Wie? (Wie heb je op het oog?)
Wanneer? (Wanneer kunnen we starten?)
Regel 6 Luister actief.
In deze fase komt het er op aan actief te luisteren. Wat je gesprekspartner zegt biedt immers aanknopingspunten om tot een oplossing te komen.Tips:
Vraag door op onduidelijkheden. “Wat bedoel je met…? Kun je een voorbeeld noemen?”
Laat je gesprekspartner merken dat je luistert. Onderhoud oogcontact, knik en ‘hum’.
Neem de tijd. Laat ook in je lichaamshouding zien dat je ruimte biedt om de ander te laten vertellen. Zit niet met je armen over elkaar (defensieve houding) en kijk niet steels op je horloge (haast!) maar neem een ontspannen houding aan.
Val niet in de rede. Vul woorden niet in, maak zinnen niet af. Geef je gesprekspartner de gelegenheid om zelf zijn woorden te zoeken, ook als dat even duurt.
Kom niet meteen met een reactie of oplossing. Zoek samen naar achtergronden en oplossingen. Dat is de beste opstap naar het vervolg.
***
Ik ben deze technieken vooral tegengekomen tijdens het volgen van mijn beroepsopleidingen. Heden ten dagen ken ik niemand die de kunst hiervan onder de knie heeft. Want… het gaat scheef op inhoud- en betrekkingsniveau. Alle regels daarom ten spijt:
C’est le ton qui fait la musique!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten