15 mei 2012

Grootouders


De liefste grootouders die ik ken, zijn de opa’s en oma’s van m’n kinderen. M’n zoons realiseren zich nog niet hoe waardevol het is dat zij ze alle vier nog om zich heen hebben en hoe liefdevol er door ieder van hen met ze wordt omgegaan. Dat komt later pas. Dan zullen ze het zien op de foto’s en horen uit de verhalen van vroeger, die ik dan kleurrijk zal vertellen.

Het heeft mij aan liefde, betrokkenheid, warmte en genegenheid van m’n grootouders ontbroken.

De moeder van m’n moeder heb ik nooit gekend. Mijn moeder was zelf nog een kind toen zij haar moeder verloor. De vader van mijn moeder hertrouwde na de dood van zijn vrouw. Of zij weduwe was, of gescheiden, weet ik niet. Ik weet wel dat zij uit een eerder huwelijk twee kinderen had en dat zij samen met mijn opa nog drie kinderen kreeg. Mijn opa was daardoor opa en vader tegelijk. Hoe verdrietig het ook is, het is tegelijkertijd logisch dat zijn aandacht in eerste instantie uitging naar zijn kinderen en niet naar zijn kleinkinderen. En heb ik als kind het eens per jaar, in de maand mei, als de verjaardagen van mijn opa en (stief)oma gevierd werden, heel veel lol gehad met al mijn neven en nichten in het bos nabij hun huis en lekker gegeten van de soep, de kippenpootjes, gehaktballetjes en de zelfgemaakte appelflappen. Dat er onder de volwassenen soms een ietwat gespannen sfeer hing, ervoer ik pas later. Pas toen mijn besef groeide en mijn moeder me in flarden verhalen vertelde van vroeger.

De ouders van mijn vader leven nog. Vier jaar geleden heb ik het contact met hen echter verbroken. Hoe verdrietig dat ook kan zijn voor mijn vader en moeder, ik voelde de ontzettend grote behoefte een grens aan te geven aan mijn (in mijn beleving) nogal grenzeloze oma. Ze heeft zo lang als ik leef geen liefde, betrokkenheid, warmte en genegenheid getoond. En ik vrees dat ze dat haar leven lang niet gedaan heeft en dat mijn vader in dat opzicht een nog groter verlies heeft geleden dan ik. Voor m’n opa geldt dat eveneens. Formeel is hij de vader van mijn vader niet eens, maar mijn vader ervaart hem wel als zodanig. Vroeger kon mijn opa nog wel eens grapjes maken. Ik kom voort uit de generatie die, ondanks alles, wel gewoon doet wat er van hen verwacht wordt, dus we hadden zeker om de week contact met mijn opa en oma. Ik herinner me dat mijn opa een keer een glas naar beneden gooide in een ‘bekvechterij’ met mijn oma. Dat brak de ontstane spanning. Degenen die er waren hebben er hartelijk om gelachen. En ik herinner me ook dat hij een keer een gekookte aardappel in zijn toetje deed. Dat was een échte grap! Hij was samen met mijn oma echter ook de lul die me een baksteen cadeau gaf en pas daarna een blokfluit. En me uitlachte omdat ik daarom toen moest huilen. (Beschreven in ‘Muziekinstrument’.) Mijn opa woont sinds januari 2011 op een gesloten afdeling van een verpleeghuis. Mijn ouders komen er wekelijks. En ik ben er nog nooit geweest. Ik hoor van mijn ouders hun belevenissen aldaar met mijn opa en oma.

Om te kunnen oogsten, zal je moeten zaaien. Door wat voor omstandigheden dan ook hebben mijn opa’s en oma’s dat niet kunnen, willen of durven doen. Dat is pijnlijk verdrietig, hard en voor mijn oma nu heel erg alleen. Ik ben blij dat ik het mijn ouders en schoonouders anders zie doen. Dat biedt kleur aan het verhaal over vroeger dat ik mijn kinderen wil vertellen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten