De liefste grootouders die ik ken, zijn de opa’s en oma’s
van m’n kinderen. M’n zoons realiseren
zich nog niet hoe waardevol het is dat zij ze alle vier nog om zich heen hebben
en hoe liefdevol er door ieder van hen met ze wordt omgegaan. Dat komt later
pas. Dan zullen ze het zien op de foto’s en horen uit de verhalen van vroeger,
die ik dan kleurrijk zal vertellen.
Het heeft mij aan liefde, betrokkenheid, warmte en
genegenheid van m’n grootouders ontbroken.
De moeder van m’n moeder heb ik nooit gekend. Mijn moeder
was zelf nog een kind toen zij haar moeder verloor. De vader van mijn moeder
hertrouwde na de dood van zijn vrouw. Of zij weduwe was, of gescheiden, weet ik
niet. Ik weet wel dat zij uit een eerder huwelijk twee kinderen had en dat zij
samen met mijn opa nog drie kinderen kreeg. Mijn opa was daardoor opa en vader tegelijk.
Hoe verdrietig het ook is, het is tegelijkertijd logisch dat zijn aandacht in
eerste instantie uitging naar zijn kinderen en niet naar zijn kleinkinderen. En
heb ik als kind het eens per jaar, in de maand mei, als de verjaardagen van
mijn opa en (stief)oma gevierd werden, heel veel lol gehad met al mijn neven en
nichten in het bos nabij hun huis en lekker gegeten van de soep, de
kippenpootjes, gehaktballetjes en de zelfgemaakte appelflappen. Dat er onder de
volwassenen soms een ietwat gespannen sfeer hing, ervoer ik pas later. Pas toen
mijn besef groeide en mijn moeder me in flarden verhalen vertelde van vroeger.
De ouders van mijn vader leven nog. Vier jaar geleden heb ik
het contact met hen echter verbroken. Hoe verdrietig dat ook kan zijn voor mijn
vader en moeder, ik voelde de ontzettend grote behoefte een grens aan te geven
aan mijn (in mijn beleving) nogal grenzeloze oma. Ze heeft zo lang als ik leef
geen liefde, betrokkenheid, warmte en genegenheid getoond. En ik vrees dat ze
dat haar leven lang niet gedaan heeft en dat mijn vader in dat opzicht een nog
groter verlies heeft geleden dan ik. Voor m’n opa geldt dat eveneens. Formeel
is hij de vader van mijn vader niet eens, maar mijn vader ervaart hem wel als
zodanig. Vroeger kon mijn opa nog wel eens grapjes maken. Ik kom voort uit de
generatie die, ondanks alles, wel gewoon doet wat er van hen verwacht wordt,
dus we hadden zeker om de week contact met mijn opa en oma. Ik herinner me dat
mijn opa een keer een glas naar beneden gooide in een ‘bekvechterij’ met mijn
oma. Dat brak de ontstane spanning. Degenen die er waren hebben er hartelijk om
gelachen. En ik herinner me ook dat hij een keer een gekookte aardappel in zijn
toetje deed. Dat was een échte grap! Hij was samen met mijn oma echter ook de
lul die me een baksteen cadeau gaf en pas daarna een blokfluit. En me uitlachte
omdat ik daarom toen moest huilen. (Beschreven
in ‘Muziekinstrument’.) Mijn opa woont sinds januari 2011 op een gesloten
afdeling van een verpleeghuis. Mijn ouders komen er wekelijks. En ik ben er nog
nooit geweest. Ik hoor van mijn ouders hun belevenissen aldaar met mijn opa en oma.
Om te kunnen oogsten, zal je moeten zaaien. Door wat voor
omstandigheden dan ook hebben mijn opa’s en oma’s dat niet kunnen, willen of
durven doen. Dat is pijnlijk verdrietig, hard en voor mijn oma nu heel erg
alleen. Ik ben blij dat ik het mijn ouders en schoonouders anders zie doen. Dat biedt kleur aan het verhaal over vroeger dat ik mijn kinderen wil vertellen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten