Ik kan me een wolkbreuk herinneren waar ik wel degelijk bang van was. Ik was een jaar of tien. Ik liep van het huis van m’n buurjongen naar m’n eigen huis, een stuk van dertig meter hooguit. De lucht boven me was zwart, als ik voor me keek, was de lucht onheilspellend groen. Ik trof niemand thuis. Dus ik ging die dertig meters terug. Ik was de enige op straat. Halverwege de wandeling brak de hemel. Een flits zo fel dat m’n ogen er pijn van deden, binnen enkele seconden een donder zo hard dat m’n oren er pijn van deden en meteen daarna een lauwe douche van regen. In die paar tellen was ik drijfnat geworden en in diezelfde paar tellen heb ik me alleen gevoeld… Alleen en bang. Alleen en oplettend. Alleen en me bewust van het weer.
Mijn
lief heeft het niet op onweer. Zodra een regenbui gepaard gaat met onweer,
wordt hij onrustig en gaat hij controleren of onze jongens er doorheen slapen,
of ons huis bestand is tegen de hoeveelheid regen, of er ergens per ongeluk nog
een raam openstaat. Hij telt hoe ver de onweerswolk van ons verwijderd is en
hij wordt pas rustiger als hij het hoort wegtrekken. Dat komt zo: hij is als
vijftienjarige tijdens een rondje joggen bijna geraakt door een bliksemschicht.
Die landde in een hoogspanningsmast, waar hij net langsliep. Ik heb hem wel
eens horen zeggen dat de grond onder zijn voeten omhoog kwam, zo’n impact had
die inslag. Het was voor hem de eerste en de laatste keer dat hij (onnodig)
buiten was met onweer. En regen?? Regen deert ons niet! Ook hem niet!
Ik ga zo anders naar regen kijken door jou!!!
BeantwoordenVerwijderen