Bijna al m’n uitgaven betaal ik met m’n bankpasje. Niet met een speciale
reden, of zo. Het gaat gewoon zo. Ik heb nauwelijks contant geld in m’n
portemonnee. Ja, wat kleingeld, waarmee ik m’n oudste zoon z’n zakgeld geef en
op dinsdag en donderdag m’n soep van betaal aan Joke, de kantinejuffrouw van
het reusachtige pand waar ik werk. Ik moet er altijd alert op zijn dat ik
ergens in de week geld pin voor onze interieurverzorgster, want zij wil haar
betaling graag contant ontvangen. Ik ben soms oprecht verbaasd als ik me in een
winkel bevind waar niet gepind kan worden. “Bestaan ze nog?”, denk ik dan. Ja,
is het antwoord. Ze bestaan nog. Het schiet me nu niet zo 1, 2, 3 te binnen
waar dat het geval is, maar ik weet wel dat ik er wel eens kom en dat ik het
zelfs klantonvriendelijk begin te vinden. Bij de overgang naar ‘pinnen’ kun je
als zelfstandige onderneming best de boot gemist hebben, maar nu, zoveel jaren
na dato, moet je met je tijd mee en hoort er een pinapparaat te staan. En
terwijl ik dit schrijf, bedenk ik me dat het de dichtstbijzijnde schoenmaker
is, die geen mogelijkheid tot pinnen biedt. Lastig, want heus niet alle
reparaties kunnen betaald worden door het kleine beetje contante geld dat ik in
m’n portemonnee heb zitten. En als dat bij mij zo is, dan zal dat bij anderen
ook het geval zijn. Onhandig. Want dan moet je eerst naar een pinautomaat om
contant geld te halen om vervolgens weer terug te lopen, misschien nog eens
opnieuw in de rij te moeten wachten om vervolgens te kunnen betalen. Omdat híj
de geur van contant geld zo aantrekkelijk vindt en dat boven al het leer en de
lijm uit kan ruiken. Nog geen week geleden was ik bij hem. Ik moest een sleutel
bij laten maken, want onze verzamelaar had er twee van de drie bewaard op een
plek, waarvan hij niet meer kan bedenken waar het moet zijn. De beste
schoenmaker hield een monoloog. Hij maakte oogcontact, wachtte op een hum hum
van mij, of een bevestigende knik en voelde zich daardoor voldoende aangespoord
om hetzelfde nog eens te vertellen, maar nu net met andere woorden. Hij was de
brutaliteit van zijn klanten beu. Ze kunnen nauwelijks meer wachten, ze laten hem
zijn werk niet afmaken, ze lopen soms geïrriteerd weg en het ergste van al: de
mensen groeten hem niet meer. Ik weet wel hoe het komt. Hij komt zijn klanten
óók niet tegemoet. Hij heeft geen pinautomaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten