Ik heb geen lievelingsjas. Of beter gezegd, mijn lievelingsjas is de jas die ik draag. Deze winter was dat een echte donzen witte. Nu is de jas grijs en moet ik hem nodig met Vanish wassen voordat ik hem opberg. Vandaag trok ik er op uit in een kakigroene jas, vanwege het lenteachtige weer. Hij kleurde perfect bij m’n groene laarzen en bij de groene zoom in m’n super coole goed zittende spijkerbroek. Toen ik ‘m uit de kast pakte en zag hoe fraai ik er uitzag, was het op dat moment mijn lievelingsjas. Eenmaal er mee buiten op de fiets zittend, nam dat lievelingsgevoel wat af, want het bleek een iets te optimistische keuze. De wind was verraderlijk kouder dan het zonnetje deed vermoeden.
Als ik terugdenk aan jassen van vroeger komt er één jas voorbij: een knalgele winterjas van het Franse merk Naf Naf. Toen ik die droeg, was ik zo jong niet meer, ik denk een jaar of veertien, vijftien, zestien en misschien inderdaad wel alle drie die winters! Het was ook een echt donzen jack, met een capuchon en daarop een bontkraag. In rode letters was het merk achterop mijn rug geschreven en er zaten nog wat emblemen aan de voorkant. De jas was warm. Comfortabel. Opvallend. En paste bij me. Ik werd er wat groter en dikker door. Overdreven zelfs eigenlijk. Ik leek er wel een Michelin-poppetje in. Dat was mode toentertijd.
Beelden van andere jassen komen niet tot me. Ik herinner me wel dat ik als kind knaagde aan jassen. Aan de touwtjes van een capuchon. Ik weet niet waarom. Ik vond het lekker. Mijn moeder vond van niet en heeft me zo vaak gezegd dat ik niet aan m’n jas moest kauwen. Ze kon praten en zeggen wat ze wilde, ik deed het toch. Het was een tic. Ik dacht er niet over na. Ik deed het gewoon. En als er iets van gezegd werd, haalde ik het touwtje weer eventjes uit mijn mond om daarna gedachteloos weer opnieuw te beginnen. Ik vond die opgedroogde touwtjes helemáál niet vies. Na een paar keer kauwen en sabbelen smaakten ze weer net als gisteren. Lekker. Nepkauwgom. Mijn oudste zoon doet precies hetzelfde. En ik doe hetzelfde als mijn moeder: ik zeg tegen hem dat hij zijn jas niet moet opeten. Maar het is zinloos. Hij doet het toch en ik weet als geen ander dat hij het niet expres, maar gewoon gedachteloos doet. Lekker. Nepkauwgom.
Morgen trek ik gewoon mijn wit grijze donzen winterjack van deze winter weer aan. Aanstaande donderdag wordt het pas tijd voor mijn lievelingsjas van dat moment en welke dat is, dat weet ik pas als het donderdag is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten