14 mei 2012

Gewandeld


Op woensdag 26 januari 2011 wandelde ik met mijn oudste zoon van huis naar school. Hand in hand. Trots. Zijn rugzak om m’n schouder. Liedjes zingend. Op het schoolplein werd ik verwonderd aangekeken. Ik werd gefeliciteerd. En ik werd voor gek versleten. Vier dagen daarvoor werd onze derde zoon geboren. De sneeuw, de helderblauwe lucht en het samenzijn met m’n oudste maakte de heenweg super. Ik liep op adrenaline. Op wilskracht. De sneeuw lag er op de terugweg ook nog en de lucht was niet betrokken. Helaas was de wandeling terug naar huis vele malen minder prettig. De afstand bleek groter dan ik dacht. Ik had houvast nodig, ik kon geen normale stappen meer zetten, ik had het warm, terwijl de buitentemperatuur onder nul was en ik voelde de zwaartekracht aan m’n baarmoeder trekken. Ik liep op wilskracht. Een andere vorm dit keer. Ik móest thuiskomen. En ik moest gaan liggen. Dat heb ik de drie opeenvolgende weken geforceerd moeten doen, want ik werd gestraft door de grootst mogelijke en meest irritant pijnlijke aambei ooit in mijn leven. M’n wens om samen te zijn met mijn oudste plus m’n trots plus m’n eigenwijsheid prevaleerden op die bewuste woensdagochtend boven het aanvoelen van m’n lichamelijke kunnen en dat heb ik moeten bekopen. Desalniettemin was het een wandeling, die indruk op me gemaakt heeft.

Dat geldt ook voor een tocht samen met m’n lief, elf jaar eerder. We waren samen met onze rugzakken zes weken op vakantie in Brazilië en ergens daar hebben we die wandeling gewandeld. Details als data en plaatsnamen ben ik vergeten. Wat ik me er van herinner is dat het een lange en zware wandeling was, dat we hem maakten met een groep van circa twintig mensen, begeleid door een gids. We vetrokken vanaf een plein, waar we de avond daarvoor samen het spel Back Gammon hadden zitten spelen met zelf gezochte en gevonden witte en zwarte steentjes. Een busje bracht ons naar de start van de wandeling. En daar gingen we. Omhoog. Kris kras door de natuur, want een pad ontbrak. De weersomstandigheden waren ideaal voor een dag zonnebaden, niet voor een wandeling en toch was dat wat we deden. Hoe langer we onderweg waren, hoe hoger we kwamen en hoe adembenemender het uitzicht werd. En toen, na bijna drie uur klauteren, kwamen we aan op onze bestemming: de hoogste waterval van Brazilië – Casca d’Anta. Als je wilde, mocht je op je buik op een plateau gaan liggen om naar beneden te kijken. Dan zag je de waterval van bovenaf. Ik heb die eer aan m’n lief (en aan anderen) overgelaten. Na wat getuur en wat versnaperingen vervolgden we onze weg weer terug. Niet helemaal hetzelfde, want het ontbrak de wandeling aan een pad. De terugweg vond ik nu ook weer moeilijker en lastiger dan de heenweg, want nu moesten we dalen in plaats van klimmen en dat voelde oncomfortabeler. Een andere keuze was er niet. Ik moest terug. En ik moest liggen. In de armen van m’n lief.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten