De laatste kerk die ik bezocht, was de Grote Kerk in
Dordrecht. M’n middelste zoon en ik gingen er samen heen. Hij was drie en beklom
alle 275 treden naar boven helemaal zelf. Trots als een pauw kwamen we boven.
Ik moest m’n hoogtevrees, die me vooral parten speelt als de wind om m’n oren suist,
bedwingen om hem van enge gaten tussen de stenen spijlen te weerhouden. Heel
lang zijn we niet boven gebleven. We zochten oma Leny’s flat en die konden we
goed zien. We zochten ons huis, maar die zat verstopt achter een wirwar van
bomen. We zagen de (beroemde Dordtse) Ark van Noach (in aanbouw) liggen. We
zagen een gouden haan op een andere kerktoren. We zagen boten varen, we zagen
de Zwijndrechtse brug. En na de constatering van hem dat de mensen vanaf die
hoogte wel poppetjes van Duplo leken waren we de toren rond en daalden we al
die treden weer af. Eenmaal beneden raakte hij gebiologeerd door een dame die
achter het kerkorgel zat te oefenen. Het geluid was overweldigend vol en mooi.
Hij nam plaats op een kerkbankje en ging naar haar zitten kijken. Ik zat naast
hem met m’n arm over z’n schouder en zo gingen er tientallen minuten voorbij.
Door een sanitaire stop van hem moest hij stoppen met kijken. Tijdens zijn
toiletbezoek stopte de dame ook. En dat was voor hem het eindsignaal van ons
bezoek aan de Grote Kerk. Gek genoeg weet hij het nóg! Misschien verdwijnt de
herinnering met de jaren, hij was immers nog jong, maar nu roept hij iedere
keer als we de Grote Kerk zien: “Daar ben ik helemaal zelf naar boven
geklommen!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten