… is zonder twijfel altijd Nederlands geweest. Ik vond het
leuk om te leren lezen. Als ik m’n moeder mag geloven, was ik er snel mee. Ik
vond het leuk om te leren schrijven. En naarmate m’n handschrift het mijne
werd, kreeg ik er geregeld complimenten voor. Ik vond het leuk om dictees te
maken. Ik vond het leuk om (voor) te lezen. Ik vond het leuk om de grammatica
van onze taal te leren. Ik vond het leuk om te weten wat alliteraties,
contaminaties en pleonasmen zijn.
Ik heb er mijn vak niet van gemaakt, hoewel ik in mijn vak
wel rapporten moet schrijven en daarbij de standaard aanhoud dat dit foutloos
dient te gebeuren.
Taal is zeg maar echt mijn ding. Ik zal het ook niet nalaten
om mensen te verbeteren. Zeker bij intimi voel ik de vrijheid dat te doen.
Gisteravond nog. M’n vriendin zei: “.. de mensen waarmee..” en ik verbeterde
haar door te zeggen: “.. de mensen met wie”. Ze kon het hebben en zei me dat ik
gelijk heb. Dat wist ik op mijn beurt heus wel, want zonder zeker te weten dat
ik gelijk heb, verbeter ik niet. Soms ontstaat er lichte ergernis om mij. Op m’n
werk bijvoorbeeld. Daar verbeter ik iedereen die ‘uitprinten’ zegt. En dat zijn
er nogal wat. Het lukt andere mensen helaas niet om op hun netvlies te houden
dat ze een foutief Nederlands woord uitspreken.
Ik zal niet zeggen dat ik foutloos Nederlands spreek of
schrijf. Ik ben namelijk niet meegegaan in de nieuwe Nederlandse spelling en
schrijf woorden zoals ik ze vroeger op school geleerd heb. Behalve
pannenkoeken, want daarvan heb ik in m’n kop gestampt dat dat nu met een extra
n geschreven wordt. Sommige grammaticale regels ben ik vergeten, waardoor ik
fouten maak met het gebruik van wat of dat.
Ik zal wel zeggen dat foutief Nederlands me stoort. (Tussen
haakjes: iedereen zegt trouwens ook ‘het irriteert me’, terwijl irriteren geen
wederkerig werkwoord is en dit als gevolg daarvan ook een foutief gebruik is
van de Nederlandse taal. Maar ik heb me laten vertellen dat het niet lang zal
duren voor ‘zich irriteren’ wel als zodanig benoemd zal worden en het dan wel taalkundig
correct is. Zo lang die dag er niet is, zal je mij dit niet horen zeggen.)
Laatst las ik een drietal, momenteel erg in opspraak zijnde, boeken. In deel I
zaten zeker twee fouten. Nadat ik het boek uit had, heb ik getracht de fouten
op te sporen. Ik kon ze niet snel genoeg meer vinden en heb het gelaten voor
wat het was. Maar bij deel II en deel III had ik tijdens het lezen een notitieblok
naast me liggen om de gevonden fouten met de bladzijnummers op te schrijven.
Het is schrikbarend hoeveel fouten er na zoveel redigeerrondes nog doorheen
zijn geslopen. Alleen dat al maakte die twee boeken minder interessant dan het
eerste deel.
En wie weet ligt daar ooit nog wel een baan voor me in het
verschiet: redigeren. Het lijkt me geweldig passend bij m’n passie voor de
Nederlandse taal en m’n stiekeme behoefte om rode strepen te zetten door foute
antwoorden. Mocht je ooit behoefte hebben aan het doorlezen van een stuk door
systematische analystische en gestructureerde ogen, schroom niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten