Als dertienjarige vloog ik voor het eerst. Met Martinair naar Mallorca.
Mijn ouders namen ons mee op een tweeweekse vakantie naar het pittoreske dorpje
Cala d’Or. Mijn broer en ik hebben de meeste tijd in en rond het zwembad doorgebracht.
De vliegreis vond ik spannend, omdat ik niet wist wat ik me er bij voor moest
stellen. Gevoelig op m’n oren als ik ben, was ik bang dat ik daar last van zou
krijgen. M’n ouders hadden voorzorgsmaatregelen genomen en trakteerden ons
tijdens de start op een zuurtje. Ik vond het een bijzonder geweldige ervaring.
Vooral de start. Het landen voelt toch anders en minder indrukwekkend, want je
stoel ingedrukt worden tijdens de start vind ik subliem. Vele vliegreizen
volgden daarna. Heus niet zoveel als sommige zakenlui, die niets anders doen
dan vliegen voor hun job, maar ook niet weinig voor een doorsnee mens.
Er is nog nooit iets ernstigs gebeurd met me tijdens een vliegreis. En
gelukkig maar, want ik zou niet durven voorspellen of ik daarna ooit nog in een
vliegtuig stap. Ik vind turbulentie al erg, laat staan dat ik ooit in een
luchtzak terechtkom. Ik denk nu dat ik het hele vliegtuig bij elkaar krijs van
angst. Ik denk dat ik daarna twee weken niet kan praten, omdat ik m’n
stembanden tijdelijk aan gort heb geholpen. Ik denk dat ik in m’n broek plas. Of
poep.
De nonchalance die ik had bij vliegen is verdwenen sinds ik moeder ben
geworden. Het onbestendige gevoel wat sindsdien in me huist als ik aan zo’n vliegavontuur
begin, belemmert me niet om er aan te beginnen, maar wat ben ik God dankbaar
als ik weer veilig ben aangekomen. Iedere keer weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten