Als puber had ik last van mijn neus. M’n hoofd was nog stilletjes aan het
groeien, maar mijn neus was dat groeiproces een aantal stappen voor. Ik heb me
geschaamd. Hoewel ik kon beredeneren dat ik er niets aan kon doen, voelde het
niet als zodanig. Tijdens woelmomenten in bed dacht ik er wel eens aan hoe het
zou zijn om m’n neus te laten corrigeren. Ik wilde vooral de breedte
verminderen. Het bleef bij mijmeren. Achteraf ben ik daar blij om. In de loop
van de jaren is m’n hoofd in proportie van m’n neus komen te staan. Heus, er
zijn mensen met een minder grote neus dan ik. En nu ik dit geschreven heb,
zullen lezers de eerstvolgende keer eens goed naar m’n neus kijken en de
conclusie trekken dat ‘ie zeker niet klein is. Maar o wee degene die me er mee
plaagt! Die trek ik aan zijn of haar haren, gooi ik op de grond en daar snuit
ik m’n neus op leeg. En dan maar hopen dat daar op dat moment een behoorlijke
dosis snot in zit. Want dat is dan het verdiende loon van iemand die mijn kwetsbaarheid
te kakken zet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten