06 december 2012

Roddelen


Herinner je je m’n blog waarin ik schrijf dat ik me niet altijd prettig voel in het team waar ik werk? (Dat fijne uitje.) Dat heeft alles te maken met roddelen. Er wordt bij ons op de afdeling geroddeld bij de vleet. En dat moet wel, want men heeft met elkaar de cultuur gecreëerd dat er niet tégen de persoon, maar óver de persoon in kwestie wordt gesproken. Op die manier worden ongenoegens wél geuit, alleen achter de rug van degene om wie het gaat om. Ik ruik, ik voel en ik zie dat het gebeurt. Het geeft me een nare smaak in m’n mond en m’n oren zijn waakzaam. Ik voel me er onveilig. Stoer als ik (soms) ben, vraag ik rechtstreeks om me iets te zeggen als er wat speelt, maar nooit krijg ik een even zo stoer antwoord.

Vandaag nog.

We begonnen de dag met een teamvergadering. Bij de eerste de beste gelegenheid ontstond er een grimmige sfeer nadat een collega vroeg waar onze piket nu eigenlijk voor diende. Zij had de dienstdoende piket per e-mail gevraagd iets voor haar waar te nemen en dat werd door diegene geweigerd, waardoor uiteindelijk de stagiaire nota bene de taak op zich had genomen! Niet veel later ontstond er opnieuw ‘hommeles’, omdat een collega gezegd had dat ze iemand van de politie ‘begrepen had’ in een situatie waarin een collega van ons werd gepasseerd. De gepasseerde collega was boos op zijn eigen collega. Door haar uitspraak voelde hij zich opnieuw gepasseerd. Aan het roer van al dit zit een aardige man zonder managementkwaliteiten. Hij laat dingen op z’n beloop, terwijl dit een uitgelezen kans was om de wrevels op het betrekkingsniveau tussen ons onderling eens aan te pakken. Maar nee… dat deed hij niet. Hij liet het voor wat het was. Meteen na de vergadering nam ieder plaats op z’n werkplek en daar begon het. Minstens een uur is er door ‘onze helft’ van de afdeling gepraat over ‘de andere helft’ van de afdeling. “Zij daar willen niets voor ons hier doen. Zij hebben niets voor ons over. Die ene collega zei zelfs dat wij gewoon maar moeten zorgen dat we er zijn op dagen dat we niet werken en wel iets voor ons werk moeten doen. Het komt er gewoon op neer dat zij denken dat wij niet ons uiterste best gedaan hebben om het anders op te lossen; als we de piket vragen, dan zijn alle andere mogelijke steunbronnen uitgeput. Zij hebben niets voor ons over. Op deze manier zorgen ze er voor dat wij ze niets meer durven te vragen. Misschien moeten we voortaan meteen naar onze teamleider toestappen als we een probleem voorzien. Jemig, wat verziekt dit de sfeer. Het wordt in de loop van de jaren steeds grimmiger. Het zijn altijd dezelfde die zeuren en het alleen op hun manier willen doen…” En ga zo maar door. Ik zat er bij, ik keek er naar en ik dacht er het mijne van. Ik doe niet mee met het geklets en helaas ben ik onderweg m’n zin om er iets van te zeggen kwijtgeraakt. Ik heb tegen de bureaus, de kasten en de dossiers gepraat, want er verandert niets. Oh ja, er verandert wel iets: ik wil er weg. Ik wil ergens heen waar ik me wel veilig voel. Ik wil ergens heen waar ik wel gezien word. Ik wil werken op een plek waar ik me gewaardeerd en geaccepteerd voel. En ik wil ergens zijn waar het werken me energie geeft in plaats van dit geneuzel, wat ik tussen het typen door onbedoeld toch in me opneem. Ik wil naar een plek waar mensen elkaar aanspreken op hun functioneren. Want als ik ergens niet van hou, dan is het van roddelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten