06 december 2012

Uitgeput


Uitgeput was ik in 1997 na wekenlang slapeloze nachten. Ik kon toentertijd de slaap niet vatten en lag urenlang te woelen in bed, wachtend op Klaas Vaak. Hij kwam halverwege de nacht en soms zelfs pas aan het begin van de ochtend. Normaal functioneren lukte na drie van dat soort nachten niet meer en ik meldde me ziek. Slaapmiddelen hielpen me door die periode heen. En vanuit het werk kreeg ik supervisie. Ja, toen ook al. Ik had mezelf uitgehold en de put was aan de maat.

Uitgeput was ik in 2009 na m’n deelname aan de 10 kilometer run “Dwars door Dordt”. De eerste kilometers gingen uitstekend. Maar bij negen kilometer ging het licht uit. Ik herinner me nog goed dat ik dacht dat ik er was als ik van de dijk afliep naar beneden. Toen bleek ik nog over een atletiekbaan te moeten rennen naar de finish. Ik kon niet meer. Het zweet gutste over m’n hele lijf, m’n hoofd was zo rood als een Ferrari en ik wilde er zijn. Op het moment dat ik er was, had ik de kracht niet meer om uit te lopen. Ik stopte accuut. Na enig uithijgen maakte het uitgeputte gevoel plaats voor euforie: ik had het gehaald! Op doorzettingsvermogen en niet op souplesse, maar dat hinderde niet. Ik had het gehaald! Ik had mezelf leeggeschept en de put was diep, maar slechts van korte duur. Het zand gleed soepeltjes terug naar het gat en dichtte zich rap.

Het meest uitgeput tot nu toe in m’n leven was ik in november 2011. Het was donker in mijn gedachten. Ik zag op tegen de dagen die kwamen. Ik voelde de behoefte om onder de dekens te kruipen en er nooit meer onder vandaan te komen. Ik wilde weg van de verantwoordelijkheden en ja, ik wilde zelfs weg van deze wereld. Ik bedacht hoe ik dat kon doen en ik stelde me voor hoe ik vanuit de hemel naar beneden keek als ik begraven zou worden. Op het moment dat ik dit aan mijn teamleider vertelde, brak ik en huilde ingetogen maar lang. Het verhaal is inmiddels bekend: ik meldde me ziek en het proces om beter te worden duurde lang. Soms bekruipt dat onaangename gevoel me weer, zeker op een dag als gisteren. Drie dreinende kinderen om me heen vind ik onprettig. De jongste wil niets zonder mij, dus die klampt zich de hele dag aan me vast. Bij enig ongenoegen begint hij zeurend te huilen met zo’n huil die door merg en been gaat, omdat de toonhoogte op een frequentie zit die zeer doet aan m’n oren. De middelste is sinds Sinterklaas in Nederland is zeer grensverleggend. Hij gehoorzaamt slecht en hij plaagt z’n jongste broertje te vaak op één dag. En de oudste tenslotte zit vooral middelste in de weg. Ook hij plaagt. En hij verveelt zich snel als hij niet op elektronische apparaten mag spelen, wat hij dan gaat botvieren op de twee andere knullen. Conflicten, ruzies, gejammer, gemekker, gehuil en irritaties vierden gisteren hoogtij in m’n woonkamer. Rond drie uur ’s middags was ik op. Uitgeput. Ik voelde m’n ogen zwaar worden en ik merkte dat m’n gedachten donkerder werden. Ik ben even op de bank gaan liggen, heb m’n ogen en oren dichtgedaan, nadat ik dat aan de jongens had aangekondigd. Ik moest even tot mezelf komen door een kort uiltje te knappen, anders zou de verleiding om terug te gaan naar m’n weinig licht doorlatende hol groot zijn. Het hielp. Na tien minuten had ik de rust gevonden om de sfeer een andere wending te geven. We zijn met z’n allen naar buiten gegaan en hebben een stukje gefietst. Het wapperen van onze haren en de frisse lucht in onze neusgaten deden ons goed. In 2011 was m’n put diep. Heel diep. Ik heb er hard voor gewerkt om hem te dichten. Soms denk ik dat ik beter andere materialen had kunnen gebruiken, omdat de boel nog wat wankel aanvoelt. Op zo’n dag als gisteren voel ik dat. En toch ben ik tevreden. Want ik heb een stukje glibberige substantie uit m’n gedempte put door het besluit om de sfeer een andere wending te geven verwisseld voor een stevigere kei.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten