Uitgeput was ik in 1997 na wekenlang slapeloze nachten. Ik kon toentertijd
de slaap niet vatten en lag urenlang te woelen in bed, wachtend op Klaas Vaak.
Hij kwam halverwege de nacht en soms zelfs pas aan het begin van de ochtend. Normaal
functioneren lukte na drie van dat soort nachten niet meer en ik meldde me
ziek. Slaapmiddelen hielpen me door die periode heen. En vanuit het werk kreeg ik
supervisie. Ja, toen ook al. Ik had mezelf uitgehold en de put was aan de maat.
Uitgeput was ik in 2009 na m’n deelname aan de 10 kilometer run “Dwars door
Dordt”. De eerste kilometers gingen uitstekend. Maar bij negen kilometer ging
het licht uit. Ik herinner me nog goed dat ik dacht dat ik er was als ik van de
dijk afliep naar beneden. Toen bleek ik nog over een atletiekbaan te moeten
rennen naar de finish. Ik kon niet meer. Het zweet gutste over m’n hele lijf, m’n
hoofd was zo rood als een Ferrari en ik wilde er zijn. Op het moment dat ik er
was, had ik de kracht niet meer om uit te lopen. Ik stopte accuut. Na enig
uithijgen maakte het uitgeputte gevoel plaats voor euforie: ik had het gehaald!
Op doorzettingsvermogen en niet op souplesse, maar dat hinderde niet. Ik had
het gehaald! Ik had mezelf leeggeschept en de put was diep, maar slechts van
korte duur. Het zand gleed soepeltjes terug naar het gat en dichtte zich rap.
Het meest uitgeput tot nu toe in m’n leven was ik in november 2011. Het was
donker in mijn gedachten. Ik zag op tegen de dagen die kwamen. Ik voelde de
behoefte om onder de dekens te kruipen en er nooit meer onder vandaan te komen.
Ik wilde weg van de verantwoordelijkheden en ja, ik wilde zelfs weg van deze
wereld. Ik bedacht hoe ik dat kon doen en ik stelde me voor hoe ik vanuit de
hemel naar beneden keek als ik begraven zou worden. Op het moment dat ik dit
aan mijn teamleider vertelde, brak ik en huilde ingetogen maar lang. Het
verhaal is inmiddels bekend: ik meldde me ziek en het proces om beter te worden
duurde lang. Soms bekruipt dat onaangename gevoel me weer, zeker op een dag als
gisteren. Drie dreinende kinderen om me heen vind ik onprettig. De jongste wil
niets zonder mij, dus die klampt zich de hele dag aan me vast. Bij enig
ongenoegen begint hij zeurend te huilen met zo’n huil die door merg en been
gaat, omdat de toonhoogte op een frequentie zit die zeer doet aan m’n oren. De
middelste is sinds Sinterklaas in Nederland is zeer grensverleggend. Hij
gehoorzaamt slecht en hij plaagt z’n jongste broertje te vaak op één dag. En de
oudste tenslotte zit vooral middelste in de weg. Ook hij plaagt. En hij
verveelt zich snel als hij niet op elektronische apparaten mag spelen, wat hij
dan gaat botvieren op de twee andere knullen. Conflicten, ruzies, gejammer,
gemekker, gehuil en irritaties vierden gisteren hoogtij in m’n woonkamer. Rond
drie uur ’s middags was ik op. Uitgeput. Ik voelde m’n ogen zwaar worden en ik merkte
dat m’n gedachten donkerder werden. Ik ben even op de bank gaan liggen, heb m’n
ogen en oren dichtgedaan, nadat ik dat aan de jongens had aangekondigd. Ik
moest even tot mezelf komen door een kort uiltje te knappen, anders zou de
verleiding om terug te gaan naar m’n weinig licht doorlatende hol groot zijn.
Het hielp. Na tien minuten had ik de rust gevonden om de sfeer een andere
wending te geven. We zijn met z’n allen naar buiten gegaan en hebben een stukje
gefietst. Het wapperen van onze haren en de frisse lucht in onze neusgaten
deden ons goed. In 2011 was m’n put diep. Heel diep. Ik heb er hard voor
gewerkt om hem te dichten. Soms denk ik dat ik beter andere materialen had
kunnen gebruiken, omdat de boel nog wat wankel aanvoelt. Op zo’n dag als gisteren
voel ik dat. En toch ben ik tevreden. Want ik heb een stukje glibberige
substantie uit m’n gedempte put door het besluit om de sfeer een andere wending
te geven verwisseld voor een stevigere kei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten